Erfscheidingen

0
484

 

Juridische aspecten rond heggen, hagen, bomen en struiken op of nabij erfscheidingen

Bomen, heesters en heggen op of nabij de erfgrens kunnen een bron van geschil vormen tussen buren. Het burenrecht regelt de bevoegdheden en verplichtingen van de eigenaren van naburige erven. Handhaven en herstellen van vrede tussen eigenaren van en naburige erven is de belangrijkste doelstelling van het burenrecht (Art. 5:37 t/m 59 Burgerlijk Wetboek).
Rond ‘wat is’ een heg, haag of boom bestaat veel begripsverwarring. Wanneer is er sprake van een boom en wanneer is een heg een op rij geplant aantal bomen?
Zowel juridisch als taalkundig zijn er verschillen in definiëring te ontdekken.

1.
2.
3.
4.
5.

6.
7.

Taalkundige definitie boom en haag
Juridische definitie van boom en haag
Burenrecht en kettingbeding
Verboden zone
Gemeentelijke- en lokale (bouw-)verordening
Verwijdering vorderen
Aanwijzen van een bemiddelaar
8.

9.
10.

11.
12.

  Snoeien overhangende takken en kappen wortels
Misbruik van bevoegdheid
Mandeligheid in verband met erfscheiding door middel van een haag
Schikking is meestal verkieslijk!
Adressen voor deskundige hulp en advies

1. Taalkundige definitie van boom en haag

Taalkundig gezien verstaan we onder een boom een houtachtig gewas op een (enkele) stam die zich op enige hoogte van de grond vertakt. Een heg of haag bestaat eveneens uit een levend, houtachtig gewas, dat al naar gelang de standplaats of verzorging te verstaan is als omheining en dat al dan niet in een regelmatige cyclus in een gewenste vorm wordt geschoren.
In de Model Bomenverordening (in een uitgave van de Vereniging Stadswerk en de Bomenstichting) wordt in art. 1 onder a een juridische definitie gegeven.

2. Juridische definitie van boom en haag

Een boom is een overblijvend houtig gewas met een dwarsdoorsnede van de stam van minimaal 10 cm op een hoogte van 1,30 m boven het maaiveld. In het geval van meerstammigheid geldt de dwarsdoorsnede van de dikste stam.

   
Een boom is een boom, indien de stam op een hoogte van 1,30 m boven het maaiveld een dikte heeft van 10 cm. De hoogte van een heg of haag mag maximaal 2 m boven het maaiveld bedragen. Een heg of haag kan ook gevormd worden door op rij staande bomen die een toelaatbare heg vormen.

In principe kent de Nederlandse wet geen definitie van het begrip boom. De omschrijving in de Model Bomenverordening is in zijn algemeenheid wel opgenomen in de meeste gemeentelijke verordeningen. In rechtspraak over Art. 5:42 BW (oud BW Art. 714) blijkt het feit of een boom hoog kan worden belangrijker te zijn dan dat deze hoogopschietend is. Vanaf een hoogte van ca 3 m blijkt dat er sprake is van een boom, aldus het oordeel van rechters. Andere rechtspraak duidt erop dat een coniferenhaag tot 2,25 m hoogte een rij bomen is met een zodanige hoogte dat zij een toelaatbare heg vormen in de zin van Art. 5:42 BW. Uit lid 3 van Art. 5:42 BW is af te leiden dat in beginsel een heg tot 2 m hoogte toelaatbaar wordt geacht.

3. Burenrecht en kettingbeding

Aangezien het burenrecht een zogenaamd regelend recht is, is het belangrijk na te gaan of (ook in het verre verleden) een overeenkomst met betrekking tot beperkt zakelijk recht is gevestigd. In de praktijk blijken op schrift gestelde overeenkomsten belangrijker te zijn dan de wettelijke regels met betrekking tot burenrecht! Notariële akten, mits ingeschreven in de openbare registers, kunnen overeengekomen afspraken afdwingen en – mits niet herroepen – deze afspraken zijn ook afdwingbaar tegenover bijvoorbeeld nieuwe buren; het kettingbeding.

4. Verboden zone

Op grond van Art. 5:42 BW is bepaald dat het niet geoorloofd is binnen bepaalde afstanden van eens anders erf bomen, heesters of heggen te hebben. Voor bomen is deze afstand in beginsel 2 m, voor heesters en heggen 50 cm. Dit geldt echter niet voor en op openbaar gebied! De wet formuleert hiermee de zo genoemde ‘verboden zone’.
Hierop zijn tal van uitzonderingen. Om er een paar te noemen zonder volledig te kunnen zijn:
* een daarop betrekking zijnde notariële akte.
* een door buren onderling en afzonderlijk ondertekend briefje.
* een mondeling overeengekomen toestemming welke in het bijzijn van (een) getuige(-n) is uitgesproken.
Langdurig gedogen en niet protesteren tegen een bepaalde beplanting vormt echter geen argument voor de rechter.

5. Gemeentelijke en lokale (bouw)verordening

De wetgever heeft ‘bewust’ ruimte gelaten voor lagere overheden om afwijkingen te formuleren ten aanzien van de verboden zone in bijvoorbeeld een gemeentelijke of plaatselijke verordening. Dit kan inhouden

Een heg of haag geplant op het midden
van de erfscheiding.
Er is sprake van ‘mandeligheid’.
De afstand van de erfgrens ten opzichte van het hart van een (boom)stam moet in beginsel minimaal 2 m bedragen.
Een heg of haag moet in beginsel minimaal op 50 cm afstand van een erfgrens staan.
Uitgaande van Art. 5:44 BW wordt verticaal gemeten op de erfgrens.
In Art. 5:42 BW wordt uitgegaan van een horizontale meting vanaf de erfgrens tot het hart van de (boom)stam.
De roodgele baan vormt de verboden zone, zoals deze in de wet is geformuleerd. De wettelijk minimale afstand van boom en/of haag is gelijk aan wat bij de tekening in het midden is vermeld.

dat de in Art. 5:42 BW genoemde afstanden voor heggen, hagen en heesters nihil kunnen zijn!
Uitgaande van Art. 5:42 BW wordt horizontaal gemeten over een zone van 2 m vanaf de erfgrens op het erf van de ander.

6. Verwijdering vorderen

Een buur kan verwijdering vorderen van bomen, heesters of heggen die hoger zijn dan een scheidsmuur, indien lucht, licht (geen zonlicht) of uitzicht wordt ontnomen. Meestal is in een lokale (bouw-)verordening of door plaatselijk gebruik de maximaal toegestane hoogte van een scheidsmuur bepaald. Op grond van Art. 5:49 BW is die hoogte bepaald op 2 m bij afwezigheid van een verordening of plaatselijke gewoonte. In beginsel betekent een en ander dat een haag slechts 2 m hoog mag zijn. Echter… afstanden tussen gevels, indien deze ruim zijn, kunnen een hogere haaghoogte aannemelijk maken.

7. Aanwijzen van een bemiddelaar

Om een burengeschil over een boom of heghoogte niet te laten escaleren en om te voorkomen dat men moet procederen, kan een voor beide partijen acceptabele derde persoon als bemiddelaar in het geschil worden aangesteld. Een (boom- of groen-) verzorgingsdeskundige kan men bijvoorbeeld vragen voor het geven van een bemiddelend snoei-advies. Voor adressen voor advies en hulp: zie onder 12.

8. Snoeien van overhangende takken en het kappen van wortels

Art.5:44 BW geeft iemand het recht om na schriftelijke aanmaning met termijnstelling aan zijn nabuur zelf de over de erfgrens overhangende takken die buiten de 2 m zone staan te kappen of te snoeien. De rechten op grond van Art.5:44 BW worden recht omhoog gemeten op de erfgrens. Hetzelfde is van toepassing op buurman’s wortels die doorschieten op het eigen erf. De verplichting tot schriftelijke aanmaning is hiervoor niet nodig. Dit laatste is uiteraard sterk aanvechtbaar.

9. Misbruik van bevoegdheid

Art. 3:13 BW handelt over misbruik van bevoegdheid. Het kan hierbij gaan over het kennelijk willen dwarsbomen van de nabuur. Dat moet dan wel bewezen kunnen worden! Het bijvoorbeeld in eigen hand rigoureus terugzetten van wortels of een boomkroon op een zodanige wijze behandelen dat schade wordt toegebracht aan het voortbestaan van een boom of ook dat een boom uit esthetisch oogpunt ‘onwenselijk’ is behandeld, is strafbaar!

10. Mandeligheid in verband met erfscheiding door middel van een heg of haag

In het voorgaande is steeds uitgegaan van het feit dat het onomstotelijk duidelijk was, wie de eigenaar van een boom of heg is.
Een bijzonder soort gemeenschappelijk eigendom is ontstaan, wanneer de erfgrens ergens door de voet van een stam loopt of ook wanneer de grens van twee erven, die aan verschillende eigenaren toebehoren, er in de lengterichting onderdoor loopt. In dit geval is er sprake van ‘mandeligheid’ hetgeen in de artikelen 5:60 tot en met 5:68 BW is geregeld. Bepaald is dat in geval van gemeenschappelijk eigendom of mede-eigendom geen der beide eigenaren iets aan dit eigendom (boom of heg) mag veranderen zonder de uitdrukkelijke toestemming van de ander. Als een heg dus een erfscheiding van twee erven vormt, wordt vermoed dat het midden van de heg de erfgrens is (Art. 5:36 BW). Tenzij ander bewijs van erfloop wordt dit vermoeden ook gerekend tot mandeligheid i.c. quasi-mandeligheid.

11. Schikking meestal verkieslijk!

Het geheel overziend is het raadzaam bij het planten van een boom, heester of een haag zorgvuldig te werk te gaan en goed na te denken over de eventuele consequenties en juridische gevolgen van zo’n daad:
* inachtneming van het geregelde recht op dit gebied voorkomt problemen op termijn.
* zijn er problemen, dan is het raadzaam tot een wederzijdse, aantrekkelijke schikking te komen. Dit voorkomt moeilijke en dure juridische procedures.
* inschakelen van een onafhankelijk deskundige kan voor de juiste bemiddeling en bovendien voor een praktisch advies zorgen.

12a. Voor deskundige hulp en advies:

  1. Nederlandse Vereniging voor Tuin- en Landschapsarchitectuur NVTL, Oudebrugsteeg 11-2, 1012 JN Amsterdam,
    tel. 020 4275590 – fax 020 4217172.
    Bij deze vereniging kunt u het adres krijgen van een onafhankelijke adviseur in uw omgeving.
  2. Bomenstichting Met informatie over bomen op de erfgrens.

12b. Voor juridische vragen naar aanleiding van dit artikel, uitsluitend:

LAAT EEN REACTIE ACHTER

Vul alstublieft uw commentaar in!
Vul hier uw naam in