Carlina acaulis, driedistel

0
979

De driedistel is geen tuinplant. Erger nog, het is in sommige streken een (on)kruid, dat een ware plaag kan zijn. Wie in de Alpen op de almen (bergweiden) z’n ogen de kost heeft gegeven of wel eens een tocht door de bergen maakte, zal deze distel zonder meer herkennen. De argeloze toerist op gymschoenen in de bergen, die op driedistel is gestapt, zal hebben ervaren dat hij behoorlijk prikt.

Driedistel bloeit meestal ongesteeld

Omdat de driedistel in berggebieden zoveel voorkomt, is het goed er eens langer bij stil te staan.

Driedistel of zilverdistel (Carlina acaulis) behoort tot de asterachtigen (Asteraceae). De plant is inheems in het zuiden en oosten van Europa (Midden-Frankrijk, Wit-Rusland, Midden-Spanje en het noorden van Griekenland). Buiten dit gebied komt de distel voor langs de Middellandse Zee, op de Canarische eilanden en in het westen van Azië. Op droge berghellingen komt de plant het meest voor. De eerste naam (geslachtsnaam) is de Latijnse verbastering van Carolus (Karel). Het was Karel de Grote, die op aanwijzing van een engel geloofde dat de distel zijn oorlogstroepen kon genezen van een onbekende ziekte. Althans, zo vertelt de legende. De tweede naam (soortnaam) acaulis betekent stengelloos of zonder stengel, wat duidt op bloem zonder stengel.

De driedistel heeft een wortelrozet met scherp getande bladen

De driedistel bloeit vanaf juli tot in oktober. Het bloemhoofdje bestaat uit een dichte groep buisbloempjes, die omgeven zijn door zilverkleurig glanzende schutbladen. Het bloemhoofdje is viereneenhalf tot tien centimeter in doorsnede. Hoewel de soortnaam (acaulis) wijst op het ontbreken van een bloemsteel, is er soms wel een bloemsteeltje aanwezig. De schutbladen zijn drie tot vier centimeter lang. Carlina acaulis is een typische weideplant en groeit dan vooral op weiden die extensief worden begraasd. Op berghellingen (tot 2300 meter hoog) is de plant vaak te vinden op vrij jonge steenafstortingen. De bloem wordt bezocht door bijen, hommels en kevers, die voor de bestuiving zorgen. Na de bloei en zaadvorming sterft de plant af. De zaden worden door de wind verspreid. De loofbladen die samen een wortelrozet vormen, zijn 8 tot 30 centimeter lang. De bladen zijn bochtig veerdelig en hebben bladdoornen.

Carlina vulgaris lijkt op de driedistel. Echter, deze soort bloeit met meer bloemen op lange, vaak vertakte stengels. Langs de stengels van deze plant staan kleine grijsgroene, lancetvormige bladen die aan de onderzijde zacht behaard zijn. De bloemhoofdjes zijn veel geler van kleur dan van Carlina acaulis en de schutbladen zijn beduidend korter. Carlina vulgaris is typerend voor kalkrijk grasland.

LAAT EEN REACTIE ACHTER

Vul alstublieft uw commentaar in!
Vul hier uw naam in