Onkruid wordt deze plant wel genoemd. Dit niet vanwege het fraaie omhulsel rond de bes, maar door z’n woekerende karakter en soms gigantische hoogte.
De lampionplant is inheems in Japan en komt als ‘onkruid’ voor in Centraal- en Zuid-Europa. Het plantengeslacht is familie van de nachtschade (Solanaceae).
De lampionplant neemt genoegen met schrale grond. Elke zandige grond of grond met weinig humus is nog goed genoeg voor deze plant. Naarmate er meer humus in de grond voorkomt, zal de plant er alleen maar hoger door groeien. De plant is een beetje giftig, maar niet erger dan het familielid de tomaat.
Physalis, zoals de plant botanisch is gedoopt, ontleent z’n naam aan het ballonvormige omhulsel van de besvrucht. Op oude schilderijen komt deze geregeld voor om een herfststemming uit te drukken. Het Griekse woord physa(lis) betekent letterlijk blaas. Het opgeblazen vruchtomhulsel is niet de bloem. De bloem zelf is volstrekt onbetekend. Ze verschijnen in juni – juli. Na de bloei vormt zich het omhulsel van de vrucht. De vrucht = bes heeft een oranje-gele kleur en is niet zichtbaar door het omhulsel eromheen. We kennen de plant dan ook meestal alleen maar als snij- of gedroogde bloem met die opvallende (circa 5 cm grote) oranjerode kegelvormige ‘bloemen’.
In Nederland wordt in hoofdzaak Physalis alkekengi als zaad aangeboden. De plant staat weliswaar te boek als vaste plant, maar overhouden lukt maar zelden. We beschouwen de plant maar beter als éénjarig. Zaaien kan vanaf eind april tot ver in mei. Zaai breedwerpig en direct op een plekje in de tuin. De lampionplant verlangt een warme, zonnige standplaats. Na het zaaien geregeld sproeien. De planten kunnen een hoogte bereiken van 80 – 120 centimeter. Ongeveer in augustus verschijnen de vijfhoekige oranjerode kelken. Het ‘oogsten’ moet plaatsvinden voordat de eerste herfstregens neerkletteren. Wacht je te lang, dan is de kans groot dat de besdozen al aan de plant gaan schimmelen en rotten.
Naast Physalis alkekengi bestaan ook Physalis peruviana ‘Edulis’ en Physalis ixocarpa. Van deze beide soorten is de bes eetbaar. De Physalis peruviana heeft een gele bes en staat in de delicatessenzaak als Golden Berry (in blik). De bes van Physalis ixocarpa is paarsblauw van kleur en is bijna twee keer zo groot als de Golden Berry.
De stengels met vruchten van Physalis alkekengi kunnen heel goed worden gedroogd en zijn een opvallende verschijning in elke vaas met (droog)bloemen. Hang na het ‘oogsten’ de bos stengels met de dozen omgekeerd te drogen. Na ongeveer twee à drie weken zijn ze droog genoeg om in een boeket verwerkt te worden.
Nachtschadeachtigen
– Cestrum – Streptosolen – Iochroma – Brugmansia – Nachtschade – Solanum ‘Rantonettii’ – Solanum jaminoides ‘Album’ – Lampionplant – |