Een klimplant, die de aandacht trekt, is Actinidia kolomikta. Deze klimplant is familie van de kiwi. De enige gelijkenis die Actinidia daarmee heeft zijn de forse bladeren. De met roze en wit bespatte bladeren zien eruit alsof ze in witte verf zijn gedoopt. Ze zijn juweeltjes om te zien. Actinidia is geheel winterhard en vertoont z’n bonte kleuren het best, als een zonnige standplaats wordt gegeven.
 |
| Actinidia heeft roze en witte bladvlekken |
|---|
Een voedselrijke, vochtige, goed doorlatende grond is nodig om deze klimmer goed te laten uitgroeien. De grote, ongedeelde bladeren zijn eirond. Aan mannelijke exemplaren is het topblad groter dan de overige bladeren. Er bestaan dus mannelijke en vrouwelijke exemplaren van deze klimmer.
Aan het begin van de zomer bloeit Actinidia met witte, doorgaans geurende bloemen. Die worden gevolgd door ovale, eetbare vruchten, aangenomen dat het een zelfbestuivende variëteit is of dat een mannelijke en een vrouwelijke plant bij elkaar zijn gezet. Om rijpe, zoete vruchten te kunnen oogsten verlangt de plant een beschutte plaats in de volle zon.
Actinidia of straalstempel is een lid van de familie van de Actinidiaceae. Het geslacht omvat allemaal klimmers, die sterk slingeren om hoogte te bereiken. Ze zijn rechts windend. Na aanschaf van de plant is het goed om hem terug te knippen tot zo’n 30 – 40 cm boven de grond ter stimulering van sterke grondscheuten. Van deze nieuwe grondscheuten worden in het eerste groeiseizoen 4 – 7 sterke scheuten aangehouden. Bind die op draden aan of op een lattenrooster. In het tweede groeiseizoen worden aan het einde van de winter de zijscheuten met tweederde van hun lengte bekort. Snoei zodanig, dat aan het einde van de ingekorte scheut een knop aanwezig is. Verwijder daarna af en toe een oude hoofdscheut om de plant te verjongen. Soms ook is het door snoeien nodig om een al te verwarde groei tegen te gaan. Actinidia wordt niet zo hoog, 2 – 3 meter, en is dus ook heel goed bruikbaar in een klein tuin.
De plant kan worden vermeerderd door in het voor- of najaar te zaaien in potten in de koude bak of door aan het eind van de zomer halfhoutige stekken te nemen.
