Edelweiss groeit ook lager dan de hoogste alp

0
548

In alpenflora geïnteresseerde alpinisten raken steeds weer in vervoering bij het zien van een toefje Edelweiss. Ze zijn in de Alpen weer in flinke aantallen te vinden. Dat is wel eens anders geweest. Op grote schaal werd Edelweiss geplukt omdat het een volksmiddeltje tegen maagpijn is en niet in de laatste plaats ook voor de toeristische commercie.

Leontopodium alpinum is een bewoner van het hooggebergte

In onder meer broches, sleutelhangers, boekenleggers en pennen werd Edelweiss ingegoten als aandenken. Bijna hadden we het alleen hiermee moeten stellen. De plant werd zo goed als met uitsterven bedreigd. Tegenwoordig is het, op straffe van een fikse boete, verboden de bloemen te plukken of uit te graven. Wie niet zonder Edelweiss kan dromen, kan tegenwoordig terecht bij bijna elke vasteplantenkwekerij.

Edelweiss (Leontopodium alpinum) is de meest gangbare naam voor deze tot de composieten behorende plant. Irlweiss (Oberbayern), Hanetabbe (Allgäu), Jagerbeaml of Bauchwehblume (Salzburg) of Alv etérn en Staila alpina (Graubünden) zijn meer lokale namen voor dezelfde plant. Edelweiss groeit van nature tot op grote hoogte (4500 meter), maar nauwelijks lager dan op 1800 meter.

Edelweiss behoort tot de groep van de continentale, eurazische alpineplanten. Behalve in de Alpen komt Edelweiss ook voor in de Karpaten, Pyreneeën, het noordelijke deel van het Balkanschiereiland en in Centraal-Azië.

Edelweiss komt van nature voor als enkeling, maar meer nog in groepjes in alpenweiden, tussen rotsspleten en op licht begroeide gruishellingen. De plant houdt van zon en een kalkrijke bodem. Planten uit het stengelvingerkruid en het kussen-zegge-verbond zijn goede indicatoren om ook Edelweiss aan te treffen.

Edelweiss wordt in natuurlijke omstandigheden niet hoger dan vijf tot tien centimeter. Als vaste plant in de tuin is een hoogte van tien centimer haast het minimum. Daar is niets aan te doen: in het hooggebergte is er nu eenmaal meer ultraviolette zonnestraling dan in de lage landen. Het lancetvormige blad is dik grijsviltig behaard. Het beschermt de plant tegen kou en houdt vochtige damp vast om in droge perioden te kunnen overleven. Naarmate Edelweiss ouder wordt, wordt de viltige beharing minder. Bladeren zijn langgerekt, tongvormig; de onderkant van het blad is sterker behaard dan de bovenkant.

Edelweiss heeft een eindstandige schijnbloem. De meeldraden en stamper staan in het hart van de vijf tot zes goudgele bloemkopjes. Het centrale deel is in een stervorm omgeven met dik viltige bloemkransbladen. De echte bloem(en) is/zijn cilindervormig. De plant bloeit van juli tot begin september. Na de bloei verschijnen er kleine, donkerbruin/zwarte, behaarde vruchten.

Plant Edelweiss in de tuin in een mengsel van scherp zand met heel weinig potgrond of leem, waaraan een flinke hoeveelheid kalk is toegevoegd. Puingruis afgedekt met bijvoorbeeld maaskeien (16 – 25 mm) of cararakeitjes (12 – 16 mm) is ook een goed substraat. Strooi ieder jaar een kleine hoeveelheid kalk als aanvulling op het schrale menu.

LAAT EEN REACTIE ACHTER

Vul alstublieft uw commentaar in!
Vul hier uw naam in