Deinende en wiegende siergrassen

0
487

In natuurlijke vegetaties spelen grassen een belangrijke rol. In een welgekozen samenspel met bloem- en bladplanten verlenen siergrassen een landelijk en melodieus sfeerbeeld aan de beplanting.

Er zijn bijzonder veel kleuren, hoogtes en vormen te krijgen, waarvan vooral de sierlijke aren de tuin verfraaien op een tijdstip, waarop de meeste heesters en vaste planten hun hoogtepunt al lang gehad hebben. Soms zijn de bladeren flinterdun en stekelig of hangen ze in sierlijke bogen naar beneden. Of ze steken fors en stevig uit de halmen omhoog.
Siergrassen doen het vooral goed in de omgeving van vijvers en in oosterse tuinen. Ze kunnen dienen als rustpunt in een verder veelkleurige tuin. Siergrassen zijn sterk en weinig ziektegevoelig, niet duur in aanschaf en ze groeien op ieder plekje met voldoende zon.

Siergrassen zijn makkelijk in onderhoud en de vrees voor het woekeren van siergrassen is ongegrond. De meeste gecultiveerde soorten vormen mooie pollen, die makkelijk in bedwang kunnen worden gehouden door ze in het voorjaar op maat af te steken of te scheuren. Eenmaal aangeslagen vragen siergrassen bijzonder weinig aandacht. Deze duurzame en onderhoudsvriendelijke planten geven niet alleen een prachtig accent aan elk type tuin in de zomer, maar geven het tuinbeeld ook in de winter een heel bijzonder accent.

Pampasgras

Siergrassen zijn in drie families ingedeeld

1. Grassenfamilie (Poaceae, ook wel Gramineae)
2. Cypergrassenfamilie (Cyperaceae)
3. Russenfamilie (Juncaceae)

Grassenfamilie

De grassenfamilie is een van de meest geslaagde plantenfamilies op aarde. Er zijn zo’n beetje 8.000 soorten. Een paar soorten zijn het prachtriet (Miscanthus), het bekende lampenpoetsersgras (Pennisetum), het pampasgras (Cortaderia), vedergras (Stipa) en zwenkgras (Festuca). Een paar eenjarige siergrassen zijn onder andere het hazenstaartje (Lagurus ovatus), nevelgras (Agrostis), de sierhaver (Helictotrichon sempervirens) en het trilgras (Briza). Ook gazongrassen en granen, zoals tarwe, gierst, haver, gerst, maïs en rogge, vallen onder de echte grassen.

Oosters prachtriet (Miscanthus) is wel de

Miscanthus

bruikbaarste siergrassengroep. Prachtriet bestaat uit een grote hoeveelheid soorten en variëteiten, zodat er voor ieders smaak, omstandigheid en toepassing wel een prachtriet is. Prachtriet groeit op vrijwel iedere grondsoort in de zon. Je hoeft niet benauwd te zijn, dat binnen de kortste keren de tuin door prachtriet overwoekerd is. Prachtriet heeft een imposant voorkomen en vooral mooie bloeipluimen.
Het zijn gewilde, kruidachtige, overblijvende planten. Door hun polvormige groeiwijze zijn het ‘nette’ grassen, die niet door middel van een afbakening in de grond binnen de perken hoeven worden gehouden. Aan het begin van het voorjaar worden de halmen van het voorgaande jaar bij de grond af afgeknipt. Miscanthus groeit het beste op een grond, die permanent vocht kan vasthouden. Pollen kunnen aan het begin van het voorjaar, vlak voor het uitlopen van de nieuwe halmen, worden gedeeld. Delen kan door aan de buitenkant van de plant kleine pollen af te steken of door de pol doormidden te delen.

Miscanthus sinensis is een van de minst woekerende. Vanuit de pol groeien de halmen formeel rechtop of buigen lichtjes. Het lange,

Miscanthus sinensis ‘Strictus’

smalle blad heeft in het midden een witte nerf.
Miscanthus sinensis ‘Strictus’ heeft op het blad onregelmatig, dwars geplaatste, geelwitte strepen, wordt tot 1.80 meter hoog en groeit stijf rechtop. De plant bloeit in augustus en september met wit tot lichtroze bloempluimen. Het is een opvallend en aandacht trekkend siergras. In het najaar worden de bladen zilverkleurig wit. Deze variëteit kan jarenlang op dezelfde plaats blijven staan.
Miscanthus sinensis ‘Zebrinus’ lijkt veel op ‘Strictus’, maar groeit wat losser. Het is door de onregelmatige, zebra-achtige, gele strepen over de bladeren een zeer markante verschijning. Bloeitijd en hoogte zijn gelijk aan die van ‘Strictus’. Op plaatsen in de halfschaduw is dit gras een vrolijke noot, die de somberheid weet om te toveren in een aantrekkelijk stukje border. In het najaar zijn de halmen crèmewit.

Lampenpoetsersgras (Pennisetum) bestaat uit meer dan

Pennisetum alopecuroides ‘Hameln’ (syn. P. compressum)

tachtig soorten met daarbinnen vele variëteiten. Daaronder zijn eenjarige en overblijvende grassen. Het zijn typische grassen voor de open vlakte en veel licht is belangrijk. De meeste soorten vermeerderen zich door middel van rizomen.
Kenmerkend zijn de platte bladschijven en vanzelfsprekend de langwerpig ronde, pluimvormige bloei. De pluim werd vroeger wel als rager voor de cilindervormige glazen kap van de olielamp gebruikt. Vandaar de naam lampenpoetsersgras.
De belangrijkste soort voor de tuin is Pennisetum alopecuroides, een overblijvend gras. Het lampenpoetsersgras met pluimen is niet alleen een sieraad voor de tuin, maar is ook heel geschikt voor een droogboeket. Vanaf de nazomer tot ver in de herfst staan de pluimen op het gras.

Het lampenpoetsersgras verlangt een licht humeuze grond of grond, die goed water doorlatend is en permanent licht vochtig blijft. Deze grassoort groeit uitstekend op een plaats in de zon tot halfschaduw. Kan als solitair worden gebruikt, maar komt veel meer tot zijn recht in een grote groep. Combinaties met onder andere kattenkruid, sierdistel en pimpernel zijn heel fraai. Het lampenpoetsersgras groeit polvormig in een vrijwel ronde vorm. De meeste variëteiten worden tussen de 40 en 100 cm hoog, terwijl de breedte ongeveer tweederde van de hoogte bedraagt.

Pennisetum alopecuroides ‘Cassian’, is een goed winterharde plant met mooie herfstkleur en een compact groei. Pennisetum alopecuroides ‘Hameln’ is ook goed winterhard en compact groeiend met in augustus en september roodbruine pluimen. Pennisetum alopecuroides ‘Little Bunny’ is een mooie, laagblijvende variëteit (40 cm) en geschikt om op het balkon of het terras in een pot te groeien. Pennisetum alopecuroides ‘Little Honey’, een bontbladige, draagt in augustus tot oktober crèmebruine pluimen.

Pijpenstro (Molinia). De naam heeft te maken met de holle stengel, die gebruikt werd om de steel van een pijp schoon te blazen.

Molinia caerulea ‘Variëgata’

Het gras stelt weinig eisen aan de bodem, maar een zure, voedselarme bodem die licht vochtig is, heeft de voorkeur. Deze polvormer is in de buurt van een vijver of in een rotstuin prima op zijn plaats. De niet gecultiveerde pijpenstro wordt 40 cm hoog. Met de pluimvormige bloemen erop bereikt het een hoogte van 120 cm. Van het pijpenstrootje is een aantal variëteiten voor de tuin van belang: ‘Dauerstrahl’, rechtop groeiend met donkerbruine pluimen, ‘Edith Dudszus’ vormt een compacte pol en krijgt donkerbruine aren, ‘Heidebraut’ heeft gele aren op lange stengels, ‘Moorhexe’ heeft bijna zwarte bloemstengels, het blad groeit stijf verticaal, ‘Strahlenquelle’ krijgt bruine pluimen op overhangende stengels en ‘Variëgata’ ten slotte heeft crème gestreept blad en gele bloemstengels met paarsachtige bloemen.

Molinia caerulea ‘Heidebraut’

Sierhaver (Helictotrichon sempervirens) is een steppeplant afkomstig uit Rusland en Azië. Ook bekend als avena. Dit mooie sierhaver heeft gracieuze, blauwgrijze bladeren en bloeit in juni en juli met lange, zachtgele bloemaren op lange stengels en is zowel geschikt voor zeer droge grond als doorlatende, voedselrijke grond. Woekert niet en bereikt een hoogte van ongeveer 120 cm.

Cypergrassenfamilie

De cypergrassenfamilie is een familie van gewassen met een gras- of rusachtig uiterlijk. De familie komt wereldwijd voor in landstreken in tropisch Azië en in het tropische deel van Zuid-Amerika, die verschillende variëteiten huisvesten. De meeste cypergrassen groeien in natte omstandigheden. Voorbeelden zijn wollegras (Eriophorum), veenpluis (Eriophorum angustifolium), waterbies (Eleocharis) en zegge (Carex).

Eenarig wollegras (Eriophorum vaginatum) bloeit in de

Witte, pluizige haren van het eenarige wollegras

periode maart tot en met mei. Zoals de naam al zegt, staat er maar één bloeiwijze op de stengel, die van boven stomp driehoekig van vorm is. De bloeiaar is tot 2 centimeter lang en heeft een langwerpige tot ovale vorm. De wollige, zilverwitte pluis voelt wat kleverig aan. Dit wollegras is een meerjarige plant. De vrucht heeft de vorm van een nootje; een eenzadige dopvrucht, die door de wind wordt verspreid. Wollegras heeft een lijn- of lintvormig blad, dat gaafrandig is. Het blad heeft geen bladsteel. Het plantje groeit vaak samen met veenmos (Sphagnum).
Het breedbladige wollegras (Eriophorum latifolium) is in afwijking van de overige leden van de cypergrassenfamilie bijna alleen op permanent vochtige, voedselarme graslanden te vinden. Het gemakkelijkst te onthouden kenmerk is, dat de pluizige aren in een trosvorm op een overhangende stengel staan. Het gras is een belangrijke veenvormer.

Waterbies (Eleocharis palustris) is een stevige, overblijvende plant met heldergroene, rolronde bladstengels. Ze dragen geen bladeren. Het waterbies kan flink woekeren. Plant hem daarom in een bak zonder gaten, zodat de kruipende wortelstok moeilijker zal kunnen uitgroeien. Aan het einde van de stengels verschijnen in mei tot augustus lichtbruine bloeiaartjes. Soms bloeien de planten in oktober nog een tweede keer. Ze kunnen zowel in als langs de vijver worden geplant. In de vijver hoort hij vooral thuis in de moeraszone. Plant ze niet dieper dan 5 centimeter op een zonnige, maar natte, voedselrijke grond.

Russenfamilie

De russenfamilie (Juncaceae) is een familie van eenzaadlobbige, bloeiende planten. Het zijn langzaam groeiende, kruidachtige, in enkele gevallen eenjarige, maar doorgaans overblijvende planten. Ze groeien op arme grond en hebben meestal een wortelstok en groenblijvende bladeren. De planten zijn voor het grootste gedeelte tweeslachtig en hebben kleine

Luzula
Luzula is groenblijvend

bloemen. De bekendste soorten zijn de rus (Juncus) met smalle, onbehaarde bladeren en de veldbies (Luzula) met lange, lijnvormige bladeren. De randen zijn gesierd met lange, witte haren. Langs de achterzijde van de hoofdnerf zitten zaagvormige tandjes, die een lichte irritatie van de huid kunnen veroorzaken.

Dwergrus (Juncus ensifolius) is een echte moerasplant (of langs de vijverrand) met een leuke bloeiwijze. De bloembouw is duidelijk als bloem te herkennen met de verschillende onderdelen, zoals bloemdekbladen, vruchtbeginsel met stijl en stempels en meeldraden. De bloemdekbladen zijn bruin of groen en kunnen een vliezige rand hebben. De bladeren van russen zijn priemvormig en onbehaard. De meeste soorten zijn overblijvend en houden in de winter hun groene blad.

Veldbies (Luzula) is een groenblijvend siergras voor in diepste schaduw alsook op licht zonnige plaatsen. Permanente schaduw en een vochtige standplaats lijken belangrijke voorwaarden voor de groei, maar ook op vrij droge en minder zure plaatsen is de groei nog goed te noemen. Plant een veldbies niet als eenling; een grote groep is veel aantrekkelijker. De plant breidt zich langzaam uit en is goed in bedwang te houden. Het veldbies is goed te combineren met bijvoorbeeld Stipa gigantea, Alopecurus pratensis (vossenstaart) en Eschscholzia (slaapmutsje). Groeit een veldbies te breed uit, scheur de planten dan in het najaar of voorjaar. Door het uitgroeien van de plant bestaat het risico, dat het hart van de moederplant bruin wordt. De bruine bladeren kunnen eruit worden getrokken. In het hart groeien dan weer nieuwe bladeren.
Deze familie telt vele soorten als veldbies, ruige veldbies, grote veldbies, witte veldbies en veelbloemige veldbies. Drie goed gecultiveerde soorten voor de tuin zijn: Luzula x borreri ‘Botany Bay’ met brede bladeren enin juli en augustus met perkamentkleurige bloemen.
Luzula nivea met sierlijk smal blad, kan in de zon en in de schaduw. Bloeit in juli en augustus en krijgt na de bloei mooie, roodbruine zaden.
Luzula sylvatica ‘Marginata’ heeft bladeren, die zijn afgezoomd met witte haren, is bodembedekkend, bloeit in maart en april en wordt niet hoger dan 45 centimeter.

Met siergrassen kunnen door hun sierlijke, altijd ruisende halmen, exotische hoekjes worden gemaakt. Hoge planten kunnen het beste als solitair of als achtergrondbeplanting worden gebruikt en kleinere soorten kunnen de overgang van de droge tuingrond naar de vijver opfleuren. En… siergrassen hoeven niet te worden gemaaid.

LAAT EEN REACTIE ACHTER

Vul alstublieft uw commentaar in!
Vul hier uw naam in