De druif, niet voor Bacchus alleen

0
521

De druif is in Nederland niet inheems. Daarmee wordt bedoeld dat deze plant niet van nature in Nederland voorkomt. Toch komt de druif als vrucht en als plant dikwijls voor op oude schilderijen en tekeningen uit de 17de en 18de eeuw. De bakermat van de druif moeten we zoeken in het oude Perzië. Op geweven wandtapijten, vooral uit de 15de en 16de eeuw, komen

Pinôt Noir, een nobele druif

tuinmotieven voor. De liefde voor het gebruik van afbeeldingen van tuinen heeft alles te maken met het islamitische geloof. In de Koran wordt veelvuldig gesproken over bepaalde bomen en planten. Ook heden ten dage spelen met name bloeiende bomen en struiken een rol in het islamitische geloof.

Nog steeds worden wijnstokmotieven in de tapijtkunst van het Midden-Oosten verwerkt. Overigens is het aardig om te vermelden dat de indeling van de vroegere Perzische tuinen later in de barokperiode in Frankrijk, Duitsland en Nederland opnieuw in de tuinkunst werd gebruikt. De parterres en broderies, zoals die te bewonderen zijn in Versailles, zijn daar rechtstreeks van afgeleid.

Druif – druivenstok

De druivenstok (Latijnse naam: Vitis vinifera) is een in Nederland ingevoerde plant. De verspreiding ervan is hier beperkt vanwege het weinig geschikte klimaat. Voor de productie van druiven wordt het gewas in hoofdzaak in kassen geteeld. Het Westland was tot voor enkele

In Nederland groeien druiven in hoofdzaak in een kas

jaren geleden het belangrijkste teeltgebied. Vooral het ras Frankenthaler (blauwe druif) werd het meeste geteeld. De prachtige, grote trossen sierden vooral de ‘schaal’.

Door import op grote schaal van consumptiedruiven uit Frankrijk, Spanje, Griekenland, Italië; en Turkije (maar ook steeds meer uit Californië, Mexico en Zuid-Afrikaanse landen) is zo langzamerhand de teelt in het Westland aan het verdwijnen.
De hoge productiekosten van in kassen geteelde druiven (stookkosten, kosten arbeid) zijn hieraan debet. In Zuid-Limburg zijn kleine percelen grond wel als wijngaard aangeplant. De teelt vindt plaats op de zuidhellingen van het krijtplateau. De productie van wijn is echter onbelangrijk.

Rassen

Voor de tuinliefhebber zijn in de Nederlandse tuincentra wel druivenrassen te koop. De belangrijkste soorten zijn: Vitis ‘Boskoop Glory’ (blauw) en Vitis coignetae. Daarnaast zijn de echte (oude) rassen te koop, zoals: Muskaat van Alexandrië, Witte Van der Laan en de Golden Champion (witte druivenrassen), ‘Chasselas’ (gele druif), ‘Foster’s Seedling’ en ‘Brant’. Blauwe druivenrassen zijn onder meer: Frankenthaler, Gros Maroc en Black Alicante.

In Frankrijk worden voor de productie van wijnen andere rassen gebruikt dan hier kunnen groeien. De belangrijkste rassen zijn: Pinôt Noir, Chardonnay, Sauvignon Blanc, Chenin Blanc, Gamay, Cabernet Sauvignon en de Merlot.
De naam Pinot is afgeleid van pin dat zoveel betekent als pijnboom. De

Franse wijngaard in het district Châlon

druiventros van de Pinot Noir lijkt in vorm op een denappel. Deze druif bevat veel sap en suiker; het sap van de vruchten is kleurloos. Vandaar dat de Pinot Noir ook gebruikt wordt voor de productie van champagne. De Chardonnay-druif wordt ook gebruikt om champagne van te maken, maar voornamelijk worden er stevige en goede Bourgogne-wijnen van gemaakt. Een wijn waarin de Chardonnay is gebruikt, is droog en vol van smaak.
Uit de Sauvignon Blanc komen de witte Bordeaux-wijnen voort. De smaak is fruitig fris en licht zuur. Chenin Blanc groeit in het Loire-gebied. Hieruit worden delicate Loire-wijnen gemaakt die fruitig of licht droog zijn. De meest klassieke druif is de Cabernet Sauvignon. De druif is heel donker van kleur en bevat veel kruidige tannine. Grote Bordeaux- en Médoc-wijnen worden hiervan gemaakt. De Merlot-druif wordt vooral in Pommerol en in de omgeving van Saint Emillion geteeld. Deze druif heeft een fijn aroma en zachte smaak.

Bodemeisen

Druivenstokken houden absoluut niet van zure (veenachtige) gronden. Het beste resultaat wordt bereikt op kalkrijke, kleiachtige grond, alhoewel de druif ook op humushoudende zandgrond aangeplant kan worden. Zorg ervoor dat in het vroege voorjaar (maart – april) de druif bemest wordt. Het eenvoudigste kan dit uitgevoerd worden met kunstmest, dat rijk is aan calcium of kalium. De zogenaamde mengmeststoffen zijn verkrijgbaar in verschillende hoeveelheden, meestal in N + P + K-combinaties: stikstof + fosfor + kalium.
Calciumsulfaat (CaSo4) is ook een zeer bruikbare meststof. Let erop, dat u bij aanschaf een zo hoog mogelijk K- of Ca-getal krijgt! Naarmate de grond lichter van samenstelling is (zandgronden) of armer aan kalk, neemt de smaakkwaliteit en de bewaarbaarheid van de druif af. Alleen goede, warme zomers met veel zonneschijnuren heffen de verschillen een beetje op. De in de grond aanwezige en noodzakelijke voedingszoutenconcentraties en ook de vochtigheid van de grond bepalen tevens de ontwikkeling. Bij een lage concentratie aan voedingsstoffen groeit het gewas welig, dat wil zeggen: ontwikkelt veel stengels, stelen en bladeren.
De druif steekt zijn energie dus te veel in de ontwikkeling van loof. Te veel blad is uiterst nadelig voor de ontwikkeling en de groei van de vrucht(en). Er is minder vruchtzetting, de druiven blijven ook langer vochtig en schimmelen sneller. Bovendien neemt ook het aantal afwijkingen aan de vrucht toe.

Standplaats

De druif houdt absoluut van een warme en zonnige standplaats. Aanplant tegen gevelmuren op het zuiden is een prima plaats. Bij de huidige woningen zijn de gesloten gevelwanden naast of tussen de raampartijen veelal (uiteindelijk) te klein om er een druif tegenaan te planten. Een andere mogelijkheid is dan een schutting. Beschikt u hier niet over, dan is het zaak zelf iets te maken

De oogst wordt binnengehaald

waarop de druif kan steunen. Een dak van druiven als zonnescherm bijvoorbeeld. Voorwaarde is en blijft een standplaats die maximaal en langdurig door de zon wordt beschenen!

Verzorging in de zomer

Druiven moeten worden geleid. Op muren en schuttingen kunt u het beste horizontale draden spannen. Gegalvaniseerd draad (ca drie mm dik) is uitstekend geschikt. Eventueel kan een constructie met regels (latten) ook goed dienst doen. Bedenk wel dat druivenstokken tientallen jaren productief kunnen zijn. Duurzaam materiaal verdient daarom de voorkeur. De onderlinge afstand tussen de draden moet ongeveer veertig tot vijftig cm bedragen. Aan de draden of regels – de leggers – worden de scheuten van de wijnstok gebonden.
Hiervoor zijn verstelbare plastic binders in tuincentra te koop. Het aanbinden van de scheuten langs de draden gebeurt door het uitbuigen van de dichtst bij de draad aanwezige scheut vanuit de hoofdspil van de plant. Dit uitbuigen gebeurt zowel naar links als naar rechts als de druif in het midden van de draden is geplant. Eenzijdig aanbinden kan uiteraard ook. Hoe hoger de druivenstok is of mettertijd wordt, des te meer ‘leggers’ er moeten zijn of komen.
De scheuten die tussen de aangebonden ‘leggers’ zitten, worden op de spil weggesnoeid. In de zomer moeten regelmatig (!) nieuwe scheuten tussen de ‘leggers’ worden afgesnoeid: tot op een blad van de scheut. Ten minste elke 2 – 3 weken moet deze bewerking worden uitgevoerd. Te laat verwijderen van de overtollige scheuten kan ertoe leiden dat de bessen in de tros bruin worden en verschrompelen. De oorzaak ligt in de wateronttrekking door de overtollige scheuten en de weelderige groei ervan. Het aanhouden van deze overtollige ‘groeisels’ zorgt ervoor dat de bessen aan de tros slecht zullen kleuren en dat de bessen zuur blijven. Deze aantasting heet lamsteligheid.
Zorg ervoor dat in de zomer de grond rondom de druivenstok steeds vochtig is, zodat voldoende water kan verdampen voor een voldoende microklimaat.

Reguleren van de druiventros

Begin juni bloeien de druivenstokken. De bloei is niet erg opvallend. Voor de vruchtzetting door middel van bestuiving is bezoek van bijen belangrijk. In juli verschijnen duidelijke trosjes met reeksen bessen eraan. Voor een deel vallen na verloop van tijd spontaan besjes af. Dit is een natuurlijke ‘rui’, waarover u zich geen zorgen moet maken. Toch is deze rui niet voldoende om later mooie trossen met dikke druiven te oogsten! Tenzij u er genoegen mee neemt kriekdikke bessen te eten!
Dikke bessen aan de tros ontstaan na ingrijpen van de wijnstokbezitter. Er moet ‘gekrent’ worden. Met engelengeduld moet elke tros en elk steeltje met bessen daaraan bekeken worden op ‘overtollige’ bessen. Op elk steeltje moeten bessen worden weggeknipt worden: ca 9 bessen per steeltje is ruim genoeg. Zijn er bovendien te veel trossen, dan is het ook beter een aantal daarvan weg te halen. Resultaat: zware en volwaardige trossen, die kunnen wedijveren met wat zoal op dit gebied in de winkel wordt aangeboden.

Snoeien voor de oogst

Voor de kleuring en het verbeteren van de bewaarbaarheid is de zogenaamde ‘rijpingssnoei’ van betekenis. Hierbij worden de scheuten met daaraan de

De druiven staan klaar om een ‘château’ te worden

druiventrossen met ongeveer 20 tot 30 cm ingenomen. Deze snoei mag pas gebeuren, nadat de bessen aan de tros volledig zijn gekleurd! De betere toetreding van zonlicht zorgt voor een snellere rijping en stijging van het suikerpercentage in de druif. Het maximale suikerpercentage bij oogst van de trossen bedraagt zelden meer dan 16%.
Druivenoogst kan in het Nederlandse klimaat beginnen vanaf ongeveer half september en kan doorlopen tot de eerste (lichte) nachtvorsten. Niet alle druiventrossen hoeven in één keer geoogst te worden. Hebt u meer wijnstokken en bent u van plan zelf wijn te maken, dan zult u uiteraard in één keer moeten oogsten.

Snoeien in de winter

Direct nadat de laatste bladeren zijn afgevallen, kan worden gesnoeid. Meestal is dit het geval na een eerste lichte tot matige vorst. In principe kan de snoei uitgesteld worden tot maximaal half maart. Snoei nooit bij matige tot strenge vorst! In de aangegeven snoeiperiode verkeert de druivenstok

Er is maar weinig verschil tussen cordon- en Guyotsnoei

in ‘rust’, dat wil zeggen dat de sapstroom in alle levende delen van de plant minimaal is. De wijze waarop gesnoeid moet worden, is afhankelijk van het druivenras. Als vuistregel kan gehanteerd worden, dat voor de ‘witte rassen’ de stengel teruggesnoeid moet worden tot op 4 – 5 ogen of knoppen; de ‘blauwe rassen’ worden teruggezet tot op 2 -3 ogen.
Deze vuistregel geldt uitsluitend voor de ‘leggers’. Alle andere stengels die tussen de ‘leggers’ gegroeid zijn, kunnen volledig bij de spil worden weggesnoeid. Let erop, dat u ook de nieuw te vormen ‘leggers’ selecteert, zodat de omvang of hoogte van de wijnstok kan toenemen! Is er echt geen plaats meer voor nieuwe ‘leggers’ of wordt de wijnstok te hoog, dan kunnen de stengels aan de ‘kop’ worden weggesnoeid.
In de loop der jaren zult u merken dat de ‘leggers’ verhouten en hun typische gedraaide vorm verkrijgen. Toch zullen er steeds voldoende nieuwe, ‘slapende’ ogen zijn om het beschreven proces van jaarlijkse snoei uit te voeren.

Stiftsnoei

Deze snoeivorm is algemeen toepasbaar op druiven. Uitgangspunt bij deze manier van snoeien is dat er al ‘leggers’ bestaan. Deze leggers zijn verhout en bruin van kleur. Hierop groeien jonge scheuten, die vrucht hebben gedragen. Bij de snoei in de winter worden al deze stengels nauwkeurig bekeken: welke worden aangehouden voor het volgende jaar en welke worden weggesnoeid. Alleen de dikste en sterkste stengel(s) worden aangehouden. Zorg voor een voldoende, onderlinge afstand. Vervolgens worden de geselecteerde stengels ingekort, zodat er 2 – 3 ogen op het overblijvende stengeldeel staan. Dit noemt men snoeien op stiften.

Guyotsnoei

Bij deze manier van snoeien worden ieder jaar, aan het begin van de winter, één of twee eenjarige takken geselecteerd. De rest wordt radicaal weggeknipt. De aan te houden tak(ken) worden ingenomen tot een lengte overblijft van 80 – 100 cm. Deze takken worden horizontaal aangebonden. De lengte van de takken bepaalt het aantal uitlopende scheuten in het voorjaar en dus ook de opbrengst. Deze manier van snoeien is vooral bedoeld voor rassen die minder vruchtbaar zijn. Voor rassen die slappe stengels maken, bent u hierop aangewezen. De aan te houden takken moeten zo dicht mogelijk bij de stam zitten. Door het aanbinden van de nieuwe ligger ontstaat het zg. cordon. Een cordon kan bestaan uit een enkel en een dubbel snoer, al of niet in één of twee etages opgebouwd.

Andere snoeivormen

Scheuren en delen vaste planten   Snoeien van struiken en heesters
Sierbomen verzorgen en snoeien   Snoeien en vormen van klein fruit
Boomfruit snoeien

LAAT EEN REACTIE ACHTER

Vul alstublieft uw commentaar in!
Vul hier uw naam in