Grove den, voor de allerarmste grond

0
424

Grove den, vliegden, pijn, mast zijn namen voor een van de meest voorkomende coniferen in de Nederlandse bossen. Deze den heeft een enorm groot verspreidingsgebied binnen Europa en Azië. De boom is aangeplant op de armste gronden, die er te vinden zijn. Het hout werd voornamelijk gebruikt in de mijnbouw en nu nog in de papierindustrie.

Nevel in het dennenbos

Wie in een bos woont, zal ongetwijfeld een aantal van deze dennen om zich heen hebben; het is een boom voor een bostuin of een landgoed. De grove den bepaalt voor een groot deel het gezicht van talrijke bossen in Scandinavië, Nederland en de Alpengebieden.

De grove den (Pinus sylvestris) behoort tot de familie Pinaceae. Van de soort bestaan

Een herfstachtige sfeer in een bos met grove dennen

er talrijke groeiplaatsrassen, veroorzaakt door klimatologische en gebiedsomstandigheden. Kroonvorm, stamvorm, weerstand tegen parasieten en dergelijke zijn variabelen. Daardoor ook is het mogelijk geworden, dat de grove den zich zo’n enorm verspreidingsgebied heeft verworven. Grove dennen zijn op diverse plaatsen als fosiel in de grond aangetroffen. De beuk is een concurrent van de grove den en heeft de boom in het verleden op diverse plaatsen verdrongen. In Nederland is de grove den in 1514 door graaf Henderik van Nassau voor het eerst in het Mastbos bij Ginneken uitgezaaid. In de achttiende eeuw komt de grove den al in grote delen van Nederland voor. In de negentiende eeuw werd de grove den op grote schaal in het kader van werkverschaffing aangeplant.

 
De grove den is een veel voorkomende boom in onze bossen en bepaalt
dikwijls de omgeving, waarin wij recreëren
 
Op een zandverstuiving is de grove den vaak karakteristiek
en moet daar op bijna puur zand zien te groeien

In het bos

De grove den bepaalt voor het overgrote deel de omgeving en het gezicht van onze recreatiebossen. Aanvankelijk kwam de grove den als monocultuur op dennenakkers voor. Door nieuwe inzichten in de bosbouw zie je de boom nu in meer gemengde opstanden met loofhoutsoorten. De noodzaak om veel hout van de grove den te produceren is een beetje vervallen. De bossen krijgen hierdoor meer het karakter van uitwijkplaatsen voor stedelingen, waar het goed toeven is. De grove den groeit weliswaar op de armste, hoger gelegen zandgronden, maar kan niet zonder een beetje vocht in de ondergrond. Op goed vochthoudende zandgrond neemt het aandeel van de grove den in het bosbestand af en maakt plaats voor eik, beuk en zilverspar. De grove den is een lichthoutsoort. Alleen in de jeugdfase kan de boom tegen beschaduwing van opzij en van boven. Vandaar dat bij aanplant de jonge boompjes vrij dicht op elkaar staan. Dunningen zijn in later fase nodig om de boom naar volwassenheid te leiden. Op dichte en vaste grond groeit de boom kwarrig; kronkelende, dikke zijtakken bepalen dan de karakteristiek van de uiterlijke verschijningsvorm. In bossen waar tijdig is gedund, verschijnen andere loofhoutsoorten en bodembedekkers, zoals de vuilboom (Rhamnus frangula), berk (Betula pendula), eik (Quercus robur), bosbes (Vaccinium) en struikheide (Calluna vulgaris).

   
Jonge scheuten met dauw berijpt En ook een spinrag is te zien tussen ‘levende’ stammen

 
Dwalen door eindeloos bos met alom grove den

De boom

Een grove den heeft op jonge leeftijd een regelmatig gevormde, kegelvormige kroon. Op latere leeftijd krijgt hij een meer schermvormige kroon. De bruinrode twijgen hebben kortlote, waarop de oorspronkelijk groene, later meer geliggrijze naalden in bundels van twee bijeenstaande naalden staan. De naalden leven twee tot vier jaar en vallen vervolgens af. De naalden zijn om hun lengte as gedraaid; vandaar de lichte kromming van de naald. In het voorjaar verschijnen manlijk bloeiwijzen in de hele boom. Ze zijn alleenstaand en roodachtig van kleur. Deze bloeiwijze komt onder de eindknop van een langlot van het lopende jaar. Vrouwelijke bloeiwijzen zijn geel en verschijnen ook aan loten van het lopende jaar. De grove den is eenhuizig.

 
Rijpe kegels van de grove den Een mierenhoop is een goed teken

De kegels hebben een kegel- of eivorm, zijn kort gesteeld en hebben een groene kleur als ze nog niet rijp zijn. In rijpe toestand zijn de kegels bruin en reageren sterk op de temperatuur. In de zomer hoor je de kegels open knappen, waardoor de zaden vrij kunnen komen. De zaden zijn bruinzwart en onderdeel van een vliesachtige vleugel. Een grove den kan zichzelf uitzaaien. De zaden kunnen binnen een periode van twee tot vier weken kiemen. Ondanks de goede kiemkracht verjongen bossen zich maar zelden op een natuurlijke wijze.
Voor een gezond leven van het dennenbos spelen mieren een grote rol. Ze zorgen onder meer voor de verspreiding van schimmels, waardoor dennen goed kunnen groeien. De rode bosmier is hiervan wel de bekendste. Zij kunnen u onverwacht bijten als u ontspannen in het bos denkt te zitten. Deze mieren verzamelen voor hun onderkomen – de mierenhoop – de daarvoor nodige naalden van de grove den. Het is een teken van een gezond bos.

LAAT EEN REACTIE ACHTER

Please enter your comment!
Please enter your name here