Valse christusdoorn? Bestaat er dan een echte christusdoorn? De echte christusdoorn heet Paliurus spina-christii en de valse Gleditsia. De eerste behoort tot de familie van de vuilboomachtigen (Rhamnaceae) en de tweede is lid van de familie van de Caesalpiniaceae (vlinderbloemigen).
Valse christusdoorn G. triacanthos heeft een prachtig silhouet |
---|
Van Gleditsia bestaan er variëteiten met of zonder venijnige doorns. Het is vooral een boom voor straten, parken of voor een middelgrote of grote tuin.
Sommige mensen verwarren Gleditsia met Robinia; ze lijken wel wat op elkaar. Gleditsia heeft een sterk gedoornde stam en twijgen, Robinia heeft kale twijgen. Beide geslachten zijn bladverliezend. Wie een boom met een schilderachtige kwaliteit zoekt, ziet zijn verlangen in de valse christusdoorn worden beantwoord.
De valse christusdoorn kent een aantal soorten, waarvan Gleditsia triacanthos
Valse christusdoorn heeft een doorleefde stam |
---|
het meest in aanmerking komt voor ons klimaat. De boom komt van nature voor in delen van de Verenigde Staten van Amerika, Afrika en Azië. In een gematigd tot subtropisch klimaat voelt de boom zich van nature het meeste thuis. Als grond komen vrijwel alle grondsoorten in aanmerking als ze licht vochtig zijn. Plant de boom op een zonrijke plaats als solitair. Gleditsia heeft aantrekkelijk loof, dat eerst enkel geveerd en later dubbel geveerd is. De bloemen zijn wit, maar onbeduidend. Op oudere leeftijd worden de stam en dikkere takken omhuld
De valse christusdoorn heeft een ijle, open kroon |
---|
met een kurkachtige omlijsting. Dit is een van de typerende en sprekende eigenschappen van Gleditsia.
Gleditsia triacanthos kan tot dertig meter hoog worden, maar dan is het wel een bejaarde boom. Gemiddeld gaat de boom wel honderd of meer jaren mee. Het is een snelle groeier, die in jong stadium wel wat kan lijden onder vorst. Eenmaal ouder hebben ze daarvan geen last meer. De boom bloeit in juni – juli met kleine, witte bloemen. Interessanter zijn de tot veertig centimeter lange, bruine peulen met zaden. Ze kunnen in een overdadige hoeveelheid aan de boom hangen en zijn daardoor ook typerend voor de boom. De zoete zaden zijn eetbaar. De zaden kunnen in de herfst worden gezaaid. Normaal worden Gleditsia-variëteiten op door zaaien verkregen onderstammen geoculeerd.
Snoeien
Gleditsia triacanthos kun je beter niet snoeien. Ik ben daar geen voorstander van, omdat de verschijningsvorm (habitus) er sterk nadelig door kan worden beïnvloed. Als er moet worden gesnoeid, dan kan dit het beste midden zomer tot einde herfst worden gedaan. Gleditsia vormt van nature een sterke en stevige harttak. De zijtakken worden alleen gesnoeid om voldoende doorgangshoogte te krijgen.
Variëteit | Hoogte (m) | Bijzonderheden |
---|---|---|
‘Elegantissima’ | 25 | Donkergroen blad. Stam en takken sterk gedoornd. Peulen sikkelvormig. Herfstkleur geel. |
f. inermis | 20 | Donkergroen blad. Stam en takken doornloos. Snel groeiend. Herfstkleur geel. |
‘Imperial’ | 20 | Donkergroen blad. Stam en takken gedoornd. Weinig peulen. Herfstkleur geel. |
‘Moraine’ | 20 | Takken niet gedoornd. Kroon onregelmatig in groei, eivormig. Herfstkleur geel. |
‘Rubylace’ | 8 | Blad eerst bruinrood, later donkergroen. Scheuten roodachtig. Breed opgaande kroon. Herfstkleur dof brons. |
‘Shademaster’ | 25 | Blad eerst bruinrood, later donkergroen. Scheuten roodachtig. Breed opgaande kroon. Herfstkleur dof brons. |
‘Skyline’ | 15 – 20 | Blad frisgroen. Doornloos. Kegelvormige kroon. Herfstkleur geel. |
‘Stevens’ | 20 | Blad helgroen. Breed opgaande kroon. Herfstkleur helgeel. |
‘Sunburst’ | 15 | Jong blad helgeel, later geelgroen. Brede opgaande kroon. Herfstkleur helgeel. |