Knotwilg, opleiden en knotten

0
484

Een knotwilg of knoot hoort typisch thuis in de Hollandse poldergebieden. Knoten zijn niet alleen beperkt tot het westen van het land. Op alle vochtige gronden in Nederland zijn wel geknotte wilgen te vinden.

Knotwilgen in een typisch
Nederlandse situatie

Aanvankelijk dienden geknotte wilgen om enige beschutting tegen wind te geven. Tegenwoordig wordt de architecturale verschijningsvorm op prijs gesteld en niet in de laatste plaats is het een biotoop voor vogels en planten.

Knoten begeleiden menige poldersloot, polderweg en boerenkavel. Geknotte wilgen langs een weidekavel hebben het voordeel, dat er genoeg licht en regen kan doordringen tot op de grond onder de boom. Het is geenszins in concurrentie met de grasproductie voor de beweiding met vee. Heel vroeger was wilgenhout gewoon brandstof voor in de keuken en nog ver daarvoor, in het Neolithicum, dankbaar bouwmateriaal voor de eerste, eenvoudige woningen. Knotwilgen worden angstvallig in stand gehouden, omdat ze zo typerend zijn voor bepaalde landschappen. Vroeger door de boeren, tegenwoordig door voornamelijk enthousiaste vrijwilligers in het kader van landschapsbeheer. Het knotten van witte of schietwilg (Salix alba) moet regelmatig worden uitgevoerd.

 
Scheuten op een ongeknotte wilg Een rigoureus geknotte wilg

Het knotten van een witte wilg moet zeker om de drie tot vier jaar worden uitgevoerd. Slechts weinig bomen verdragen een zo ingrijpende snoeibeurt. Voortdurend moeten de wonden zich herstellen en moeten nieuwe scheuten worden aangemaakt. Knotwilg is het resultaat van vormwil. Toch moet worden gesteld dat het terugzetten van de ‘pruik’ tevens het behoud van de boom is. Ze blijft er aan de top jong bij, aan de basis wordt meer en meer het verouderingsproces zichtbaar met de toeneming van de leeftijd.

 
Een kop met jonge spruiten houdt een knotwilg vitaal De stam van een knotwilg wordt doorleefder naarmate de leeftijd toeneemt

De opkweek tot knotwilg is eenvoudig. Koop of teel een geschikte jonge boom met een goed vertakte kroon op een kale stam. Als stamlengte moet anderhalve tot twee meter worden aangehouden. Wie zelf een knotwilg wil opleiden, moet een stevige wilgentak op de kop tikken. Zo’n wilgentak heet in het vakjargon ‘pook’. Steek de pook tot de helft van z’n lengte in een lekker sompig, drassig stukje grond. De natuur doet de rest. Laat de boom na het planten ten minste een jaar onbewerkt groeien, zodat de wortels zich goed in de grond kunnen verankeren. Een stamdikte van tien tot dertien centimeter is ideaal om een knoot te maken. Zaag de kop in februari uit de boom. Daarna is het afwachten tot de eerste scheuten zich aan de kop ontwikkelen. Knip in het jaar daarna de gevormde scheuten terug tot op twee tot drie centimeter lengte. Verwijder zwak gegroeide scheuten bij de stam af. Snoei daarna de boom na twee of drie jaar door de scheuten terug te knippen tot op één of twee centimeter. Verwijder alle scheuten aan de stamvoet of op de stam. Dat is alles.

 
Een oude wilg heeft een brede kop met een bos naar alle kanten uitgegroeide scheuten De stam van een knotwilg biedt menige plant of dier een biotoop

Naarmate een knotwilg ouder wordt, is het verschijnsel van openvouwen van de stam te zien. Desondanks schijnt knotwilg daar niet echt onder te lijden. Er kunnen wel eens paddestoelen op groeien of mossen of er kunnen zelfs, zoals in Drente dikwijls is te zien, eikvarens in groeien. Uilen en roofvogels gebruiken de stoel van een knotwilg dikwijls om hun prooi aan stukken te rijten en te verorberen.

Wie aan de knotwilg wil raken, moet zich wel realiseren, dat zo’n mooie, gegroefde stam er niet van de ene op de andere dag staat. Wie z’n liefde voor de knoot wil tonen, steekt z’n energie in het vrijwillig landschapsbeheer. Daar staan ze te springen om enthousiaste knotters. Wie bij voorbaat al hoofdpijn krijgt van knotwilg, moet toch maar bedenken, dat een belangrijk bestanddeel van aspirine – salicylzuur – gewonnen wordt uit wilg.

LAAT EEN REACTIE ACHTER

Vul alstublieft uw commentaar in!
Vul hier uw naam in