Amorphophallus ziet ze vliegen

0
439

In augustus 2008 was de Leidse Hortus weer in het nieuws met zijn mooie, bloeiende penisplant, Amorphophallus titanum. Als mensen mij daarover aanspraken, (als oud-redacteur van een magazine over exotische planten heb je dat soort aanspraak)

Amorphophallus

kon ik wat nonchalant reageren met de opmerking: "O, maar bij mij heeft Amorphophallus dit voorjaar al gebloeid…" Verwarring en verbijstering alom. Nam ik ze in de maling? Echt niet, alleen mijn Amorphophallus is een andere soort: Amorphophallus rivieri ‘Konjac’. Ik heb die al jaren in mijn tuin staan. Helaas bloeit hij niet trouw elk jaar. Hoewel helaas…

De bloem is groot, van een afstand mooi donkerpaars en trekt zeker de aandacht. Maar net als z’n grote tropische broer wordt ook deze plant bestoven door vliegen. De plant lokt ze door te doen alsof de bloem van rottend vlees gemaakt is. Qua kleur – met deze wetenschap ziet het donkere paars er ineens een stuk minder mooi uit – maar ook met geur. Het valt normaal gesproken mee, maar op een warme dag zonder wind moet je niet te dicht in de buurt van de bloem komen. Dan ruikt hij echt naar ‘behoorlijk dood beest’. Het mag dan ook geen wonder heten, dat de plant volop bezocht wordt door groene vleesvliegen.
Gelukkig duurt de bloei duurt maar een kleine week en de bloem verschijnt alleen als de knol in kwestie groot genoeg is geworden. In normale jaren groeit er uit de knol alleen een enkel blad. Dat is wel een behoorlijk spectaculair blad. Van een volwassen, bijna bloeibare knol kan dat wel één meter in doorsnede zijn.
Het blad is samengesteld en lijkt op een afstandje een soort van struikje. Het is groen met een metalig blauwig waasje erover. De dikke bladsteel is iets lichter groen, met donkere vlekken. Echt een exotische plant.

Deze plant staat dus niet in huis. Hoewel de plant niet winterhard is, gebruik ik hem als een tuinplant voor een exotisch accent in een border. Gedurende de zomer staat de plant in de volle grond of in een pot als

Amorphophallus
De aantrekkingskracht van een ‘behoorlijk dood beest’ op groene vleesvliegen

kuipplant. Na de eerste vorst, of eigenlijk liever de avond ervoor, of als de bladeren beginnen in te storten, graaf ik de knollen uit, spoel er de overtollige aarde af en leg ze te drogen. Vervolgens berg ik ze op in een kistje met wat zeer licht vochtige turf op een niet te warme, vorstvrije plaats, tussen de Dahlia- en Canna-knollen. Planten in een pot laat ik in de pot staan, maar geef ik verder geen water meer. Ook die gaan vervolgens naar een droge, vorstvrije plaats. In het voorjaar, als de vorst uit de lucht is, zeg half april, gaan de knollen weer de grond in. Of – als ze in een pot hebben overwinterd – krijgen ze verse aarde. En mest.
De planten groeien in een seizoen behoorlijk en moeten goed voedsel krijgen. Hoe beter ze groeien, des te eerder ze op een bloeibaar formaat uitkomen. Daarna is het wachten tot ze opkomen. Voor de zekerheid bescherm ik ze op koude nachten nog met wat bladeren. Wat ook helpt, is een ‘kasje’ boven de knollen. Ik gebruik daar van die plasticbakjes voor, waarin de supermarkt z’n tomaten aanbiedt, doorzichtig plastic met een paar gaten. Die zet ik omgekeerd boven de plaats waar de knol gepoot is. Even goed vastzetten door ze een stukje in te graven, anders liggen ze na een windvlaag aan de andere kant van de tuin. Als nu de zon op het kasje schijnt, wordt het plaatselijk net even warmer en wordt in de nacht de warmte net even langer vastgehouden. Dat helpt de knol in het voorjaar op gang te komen.
Knollen in potten, waarbij de zon de potgrond verwarmt, groeien nog wat sneller en het beste doen de planten het in een kas. Voor wie in een grote kasruimte een tropisch accent wil hebben, is zo’n blad van een meter doorsnede beslist een aanrader. [ Peter Mudde ]

Amorphophallus titanum

LAAT EEN REACTIE ACHTER

Vul alstublieft uw commentaar in!
Vul hier uw naam in