Onder de machtige kroon van een volwassen beuk voel je je een klein en nietig wezen. Beukenbossen behoren tot de mooiste bossen
De stam is een geliefd schrijfobject voor ‘lovers’ |
---|
en wellicht is de beuk de mooiste boom van het bos. Beukenbossen komen voor in heel Europa, Azië en Noord-Amerika. Van de tien soorten komen de meeste voor in China en Japan. De gewone beuk (Fagus sylvatica) wordt bij ons het meeste gebruikt.
De gewone beuk wordt tot vijfentwintig meter hoog. Er zijn soorten die in hun natuurlijke omgeving tot wel veertig meter hoog worden. Onder de variëteiten zijn er ook, die minder hoog worden. Acht meter is wel het minimum. Er zijn tal van indrukwekkende beukenbomen te vinden bij kastelen (Middachten) en in het Nederlandse landschap vooral ook beukenlanen.
Beuken hebben een karakteristieke verschijningsvorm met in het voorjaar een frisgroene kleur |
---|
Imposante beukenlanen |
---|
De kroon van de gewone beuk is breed elliptisch van vorm |
---|
Naast een respectabele hoogte, die beuken (Fagaceae) kunnen bereiken, hebben ze ook een mooie, brede kroon. Een kroondoorsnede van dertig tot veertig meter is geen zeldzaamheid als een beuk solitair groeit. Beuken geven daardoor veel schaduw over een groot oppervlak. In tuinen bij kastelen en buitenplaatsen is de beuk een geliefde boom. Het moest de beschouwer vooral ontzag inboezemen en de grootsheid van de heer des huizes benadrukken. Prachtige beukenlanen zijn te vinden in de buurt van Winterswijk. Daar hebben ‘Scholten-boeren’ hun percelen afgezoomd met immens hoge beuken. Bij de overgang van het ene eigendom naar het andere werd een rode beuk als markering geplant.
De beuk kan rood of groen zijn |
---|
In het voorjaar, wanneer beuk uitloopt, worden de uitbottende knoppen korte tijd vergezeld van tuilen met vrouwelijke en mannnelijke bloemen. In het najaar barsten de borstelige vruchtnoten open en komen de oliehoudende, driehoekige nootjes vrij. Voor veel bosdieren en vogels zijn de nootjes een lekkernij. Soms worden de nootjes verzameld door mensen, die ze in taarten of koekjes verwerken.
In de borstelige doosvrucht zitten de beukennootjes | Oogst van borstelige vruchtnoten |
---|
De borstelige vruchtnoten zijn vooral massaal aanwezig na een warm voorjaar. De vruchtzetting en ook de hele groei en ontwikkeling van beuken verloopt in een warm voorjaar en warme zomer snel en goed. Je hoort het als het ware wanneer de bladen uit hun knoppen te voorschijn komen. Binnen een mum van tijd kan een kale beuk dan in het blad zitten. Eerst zijn er de bruine, spitse knoppen, daarna komt het ovaal-elliptisch gevormde blad te voorschijn. Bij de gewone beuk zit de grootste breedte van het blad in of onder het midden. De bladrand is in het algemeen gaafrandig. Van het blad vallen vooral de duidelijke middennerf en de zijnerven goed op.
Treurbeuken |
---|
Van de gewone beuk zijn er groen- en roodbladige variëteiten te koop. Ook zijn er met fraai ingesneden, varenachtig blad. Onder de rode beuken zijn er met opvallend rood blad en die meer purper-bruinrood blad hebben. Voor specifieke situaties zijn er treurvarianten te koop. Op begraafplaatsen en in boerentuinen is de treurbeuk nogal vaak te zien.
Variëteiten | Hoogte (m) | Bijzonderheden |
---|---|---|
‘Aspleniifolia’ | 20 | Langzaam groeiende boom. Fraaie brede overhangende kroon. Blad zeer diep ingesneden. Wordt ook wel varenbeuk genoemd. |
‘Atropunicea’ | 25 | Bruine beuk. Boom met zeer brede kroon. Blad purperbruin. Op latere leeftijd meer bronskleurig, groen blad. |
‘Dawyck’ | 10 | Boom met smal opgaande kroon. Maximale kroonbreedte zes meter. Groen blad. Geschikt als straatboom en voor middelgrote tuin. |
‘Dawyck Gold’ | 8 | Langzaam groeiende boom met zuilvormige kroon. Jong blad geel, later meer geelgroen. Geschikt voor kleine of middelgrote tuin |
‘Dawyck Purple’ | 8 | Zuilvormige kroon. Langzaam groeiend. Blad diep purperkleurig. Voor kleine of middelgrote tuin. |
‘Pendula’ | 20 | Treurbeuk. Takken van de stam afstaand en neerbuigend. Blad groen. |
‘Purpurea Latifolia’ | 20 | Grote boom met brede kroon. Blad groot en diep purperzwart. |
‘Purpurea Pendula’ | 5 | Treurvorm. Zeer langzaam groeiend en laagblijvend. Blad bruinrood, glanzend. |
‘Riversii’ | 20 | Fraaie boom met een brede kroon. Blad groot, diep zwartbruin. |
‘Rohanii’ | 10 | Boom met dichte kroon. Blad eerst rood, later in het seizoen bruinrood. Blad onregelmatig ingesneden. |
‘Zlatia’ | 12 | Tamelijk grote boom. Brede, ronde kroon. Blad loopt geel uit en wordt later middel- tot donkergroen. |
Snoeien
Een beuk behoeft zelden snoei. Als er al gesnoeid moet worden, voer dit werk dan vanaf de herfst tot begin van het voorjaar uit.
Begin nooit te vroeg met zijtakken of scheuten te verwijderen. De bast van de stam is gevoelig voor zonnebrand. De stam moet zeker op jonge leeftijd bedekt blijven tegen zon. De boom voorziet daar zelf in. Jong geplante bomen worden na ca zes tot acht jaar gesnoeid. Er moet dan wel een duidelijke harttak aanwezig zijn. Verwijder zijscheuten/takken in de loop van een periode van vier jaar. Snoeiwonden van afgezaagde takken helen bij jonge bomen snel en laten geen littekens achter. Handhaaf de zijtakken op een hoogte van tweeëneenhalf tot drie meter. Nieuwe takken, die zich in de kroon ontwikkelen, mogen nooit een concurrent worden van de (doorgaande) harttak.
De gewone beuk leent zich ook goed voor een haag.
Het snoeien van een volwassen beuk moet beslist door een vakman gebeuren |