Een paardekastanje zie je zelden in een tuin met stadse afmetingen. De gewone soort wordt eenvoudig weg te groot. Toch zijn er soorten die kleiner van afmetingen zijn en een plaats in de tuin verdienen. De gewone en bekendste paardekastanje heet voluit Aesculus hippocastanum. De soort groeit van nature in de dalen van het Balkangebergte. Het is een uitstekende boom voor brede bermen langs wegen en als solitair in parken en plantsoenen. Pas in de zeventiende eeuw is de boom ingevoerd in Nederland. Ze sierden buitenplaatsen en landgoederen. Soms werden de bomen pal voor boerderijen geplant, wanneer in het onderhuis de melk werd bewaard of kaas bereid. Door de grote hoogte en breedte die ‘hippocastanum’ kan bereiken is het beslist geen boom die in een stadstuintje past. In de achttiende eeuw werden er soorten uit het westen en zuidoosten van de Verenigde Staten ingevoerd. Deze soorten blijven kleiner in omvang en hoogte en lenen zich uitstekend om als solitair in een kleinere tuin te worden geplant.
Het omhulsel van de kastanje is gestekeld |
De vrucht zit binnen in het omhulsel |
---|
Paardekastanjes houden van warmte
Paardekastanjes eisen een kleiige of leemhoudende grond; in ieder geval groeien ze dan het beste. Andere grondsoorten, zoals humeuze zandgronden, nemen ze voor lief. Op een warme en beschutte plaats komen ze pas goed aan hun trekken. Een mooi groen blad, een goede bloei en mooie herfstkleur zijn de beloning voor een warme standplaats.
Paardekastanjes staan bekend om hun schitterende bloeiwijze. De witte kaarsen staan eindstandig, parmantig op de gesteltakken. Kastanjes laten als een van de eerste bomen die uitlopen, al vroeg hun blad zien. Het KNMI in De Bilt registreert het uitlopen van het blad, omdat dit – klimatologisch gezien – de bode van de lente is.
Kastanjes bloeien in april, begin mei met opvallend witte bloemen. Daarvoor is de bloemknop opgesloten in een dikke, bruine, kleverige knop. Aan het begin van de lente worden deze takken met knoppen verhandeld. In verschijningsvorm geven de bloemen de illusie dat er kaarsen op de gesteltakken staan. De bloem staat eindstandig op de zijtakken. Uit de tegenover elkaar staande knoppen komt het blad te voorschijn. Het blad ontwikkelt zich aan lange bladstelen en is in hoofdzaak vijftallig van structuur.
Aesculus parviflora, bloei met crème kaarsen | Aesculus pavia bloeit met rode bloemen |
---|
Soorten (tuin)
De soorten van Amerikaanse afkomst zijn in hoofdzaak geschikt voor de tuin. Afstammelingen van de soort pavia zijn het meest bruikbaar. Momenteel zijn er heel wat geënte variëteiten van te koop. Er zijn er die compact groeien, bolvormige kronen krijgen of juist met breed uitstaande takken groeien. De hoogte en breedte, die deze soorten bereiken, hoeven echt geen probleem meer te zijn; amputeren van kronen of zijtakken is daardoor niet meer aan de orde.
Zoals de hippocastanum vruchten geeft, zo hebben de kleinere soorten ook vruchten. Meestal zijn die vruchten dan niet gestekeld aan de buitenkant, zoals de vruchten van de echte paardekastanje. Een paardekastanje die zonder vruchten blijft, maar wèl bloeit, is Aesculus hippocastanum ‘Baumannii’.
Geschikte soorten
Botanische naam | Kroonvorm | Hoogte (m) | Bloemkleur | Bloeitijd |
---|---|---|---|---|
A. hippocastanum ‘Pyramidale’ | smal opgaand | 8 – 12 | wit | mei |
A. hippocastanum ‘Umbraculifera’ | rond | 8 – 12 | wit | mei |
A.utabilis ‘Induta’ | compact | 4 – 7 | roze met geel | mei |
A. mutabilis ‘Penduliflora’ | los | 4 – 8 | rossig met geel | mei |
A. parviflora | los, opgaand | 4 – 6 | crèmewit | mei – juni |
A. pavia ‘Atrosanquinea’ | breed uitstaand | 6 – 8 | dieprood, rode stelen | mei – juni |
A. pavia ‘Humilis’ | kleine bol | 4 – 6 | rood | mei – juni |
A. pavia ‘Koehnei’ | bolvorm | 4 – 6 | geel met rood | mei-juni |
A. pavia var. disolor | bol | 6 – 8 | geel met rood | mei – juni |
Verzorging
Bovengenoemde kastanjes zijn bladverliezend. Ze zijn winterhard en vorstbestendig. Jonge bomen moeten worden aangebonden aan een paal. De hoofdspil moet in de eerste jaren worden geleid om een mooie rechte, doorgaande spil te krijgen. Om een mooi silhouet van de boom te krijgen is ruimte nodig: plant de boom het liefste als solitair. De beste snoeitijd is wanneer al het blad is afgevallen. Bijsnoeien mag ook in de zomer. Beperk de snoei aan een volwassen boom tot een minimum. Waterlot dat zich kan ontwikkelen op de plaats van een eerder afgesnoeide tak, moet worden verwijderd (afbreken). Dit jonge lot is zelden goed genoeg om een eventueel verloren gegane tak te vervangen. Zorg ervoor, dat de kroon (voor zover van toepassing) open van structuur blijft. Bolvormen hoeven, wanneer ze eenmaal de karakteristieke vorm hebben, zelden te worden gesnoeid. Om goed te snoeien, zie: Sierbomen verzorgen en snoeien.