Als ’t tijd wordt om op te schonen: boomfruit snoeien

0
444
fruitboom snoeien

Gelukkig is het niet meer nodig, dat fruitbomen kanjers van bomen worden. Een fruitboom kan weer in de tuin. Door de teelt van onderstammen kan de hoogte beperkt blijven.

Appels of peren plukken met een gevaarlijk wiebelende ladder is haast niet meer van deze tijd. Het type onderstam bepaalt de uiteindelijke hoogte van een fruitboom en ook in de opbrengst speelt dit een rol. Een zelfde fruitras kan op een verschillend type onderstam worden geënt of geoculeerd als ze onderling verenigbaar zijn.

Voor appels is een bekende onderstam van oorsprong afkomstig uit East Malling in Engeland. Dit zijn de M-onderstammen die in Nederland veel gebruikt worden voor tal van appelrassen. Bij perenrassen worden Kwee A- en Kwee C-onderstammen gebruikt. Wilt u een appel- of perenboom planten, overtuig u dan van het type onderstam en vraag informatie over de uiteindelijke hoogte van zo’n boom. Van een hoog groeiende fruitboom kan later geen struikje worden gemaakt.

Boom- en struikvormen

Het is belangrijk voor het aanschaffen een fruitboom een idee te hebben waar deze in de tuin moet komen te staan. Moet het een solitair staande boom worden en hoe hoog mag hij dan worden? Gaat de belangstelling uit naar een struikvorm, moet er een muur mee worden bedekt of wilt u er een soort haag van maken? In principe kan aan al dit soort wensen worden voldaan. In alle gevallen is dan de onderstam waarop het fruitras is geënt belangrijk èn de wijze van snoeien om de uiteindelijk gewenste vorm te bereiken en te behouden. Bedenk wel dat specifieke vormen bewerkelijker in onderhoud zijn dan bijvoorbeeld een in struikvorm groeiend gewas.

De bekendste boom- en struikvormen van appels en peren zijn:
~~ Struik: van deze vorm is het kenmerkend dat er geen doorgaande harttak aanwezig is. De gesteltakken (waaraan het fruit komt) beginnen op eenderde van de stamhoogte. De totale hoogte van een struik kan goed in de hand worden gehouden door middel van snoeien. Maximaal wordt een struik op een hoogte gehouden van 1 – 2 meter. De fruitopbrengst van een struik is hoog.
~~ Piramide: deze vorm kan zowel op boom- en struikvormen worden toegepast. Door middel van snoeien wordt een cilindrische kegelvorm nagestreefd. De vorm is dus taps toelopend naar boven. Het grote voordeel van deze vorm is, dat alle takken goed het zonlicht kunnen opvangen. De hoogte varieert van 2 – 3,50 meter. Dwergvormen hiervan zijn ook mogelijk. Een hoogte van 1,5 – 2 meter wordt dan aangehouden.
~~ Spil: de meest voorkomende vorm in de comerciële fruitteelt. De hoofdvorm is een onregelmatige kegelvorm. Aan de duidelijk aanwezige harttak waaieren rondom van onderen tot boven lange gesteltakken uit. Hoogte 2 – 3 meter. Gesteltakken worden meestal langs gespannen draden aangebonden. De spil is buitengewoon productief in opbrengst en moet daarom alleen al worden aangebonden aan een steunpaal. Dit laatste is meestal geen fraai gezicht in een tuin, tenzij er een aparte ‘oofttuin’ is aangelegd.
~~ Hoogstam: zoals de naam al aangeeft, groeien de gesteltakken op een stam. De hoogte hiervan bedraagt 2 – 3 meter. Daarboven begint pas de kruin van de boom die ook nog eens 2 – 5 meter hoog kan worden. Begrijpelijk is dat voor het snoeien en plukken later een ladder moet worden gebruikt. Er zijn nog steeds veel hoogstamfruitbomen in boomgaarden en tuinen aanwezig. Vanwege de vele tijd die nodig is voor plukken en snoeien, raken veel bomen verwaarloosd en uiteindelijk in onbruik of worden ten slotte omgezaagd. Langzamerhand krijgen hoogstamvormen een museale waarde.
~~ Spalier: een veel gebruikte vorm bij appels en peren en andere steenvruchten, zoals perzik en pruim. De gesteltakken staan op een lage stam van 50 – 60 cm hoog. De gesteltakken worden langs gespannen draden horizontaal geleid. Kenmerkend is de symmetrie: alle takken even lang. Het is een fraaie vorm om ‘lijnen’ en ‘gangen’ in de (moes)tuin te maken. De hoogte bedraagt 2 – 2,5 meter. Een variatie op de spalier is de palmet. De gesteltakken groeien bij deze vorm niet zuiver horizontaal, maar staan onder een lichte hoek ten opzichte van de stam.
~~ Snoer: een fraaie vorm om fruitbomen decoratief te laten zijn. Veel variaties hierop zijn mogelijk. Zo kunnen snoeren bestaan uit één tot wel vier verticale armen op één enkele stam. Een snoer kan ook horizontaal worden geleid. Het is een al oude wijze van vormgeven aan fruit, die in tuinen bij kastelen en landgoederen in zwang was.
~~ Waaier: een heel geschikte vorm voor in de particuliere tuin om tegen een muur te plaatsen. Niet alleen appels en peren kunnen deze vorm krijgen, maar ook een geschikte vorm voor pruimen en perziken. Vanuit een lage stam groeien in principe twee schuin op de stam staande gesteltakken omhoog. Hieraan zitten dan weer kleinere gesteltakken met vruchtlotjes. De hoogte bedraagt 2,5 – 3,5 meter. Deze vorm is decoratief en productief. Het is een niet erg bewerkelijke vorm, neemt weinig ruimte in de tuin in en is daarom heel geschikt voor particuliere toepassing.

Snoeien van appels en peren

De snoei van deze fruitgewassen vindt plaats in het late najaar of in de winter. Wanneer de blaadjes van de boom zijn, bevindt de boom zich in ‘rust’. De sapstroom en assimilatie is dan gering. Het is dan tijd om oud en weinig productief hout te verwijderen. Houd de hoofdvorm van de boom of struik ook bij het snoeien steeds in de gaten. Oud en dik hout kan weggezaagd worden met een boomzaag of een takkenschaar. Het terugzetten van nieuwe scheuten en de vorming van sporendragers gebeurt met een snoeischaar.

Selectie Terugknippen Vormen kortloten en sporen
Selecteren van scheuten Terugknippen van nieuw loot
in het 2de jaar
Vormen van kortloten en sporen

Wring nooit bij het zagen of knippen. De verwondingen aan de boom herstellen zich dan moeilijk of gaan kankeren. Zaag of knip te verwijderen takken langs de stam of een hoofdgesteltak zo glad mogelijk daarvan boven de takkraag weg. Een takkraag is te herkennen als een ‘ringvormige’ verhoging aan het ondereinde van zo’n tak. Naderhand vormt zich een wondafdichting, het callus, dat de plaats van de verwijderde tak haast onzichtbaar maakt.
Nieuwe scheuten kunnen oudere scheuten vervangen (vervangingssnoei). Knip de nieuwe scheuten met eenderde deel terug boven een naar buiten staand (slapend)

Afgesnoeide tak bij kraag De wond afgedekt met callus

oog. Zorg voor een open kroon of voldoende ruimte tussen gesteltakken, zodat licht en lucht gemakkelijk kunnen toetreden.
Een belangrijke vuistregel bij snoeien is: een zwakke groei van een boom of struik is gekoppeld aan een sterke snoei’ en ook een krachtige groei van een boom of struik is gekoppeld aan een lichte snoei.
Een sterke snoei komt erop neer dat de boom veel minder knoppen hoeft te voeden. Het gevolg hiervan is dat dit aanzet tot een krachtiger ontwikkeling van veel nieuwe scheuten. Helemaal niet snoeien geeft hetzelfde effect. Veel knoppen moeten het doen met weinig voeding. De ontwikkeling van scheuten is miniem en ze blijven klein in lengte. Van een sterke snoei of helemaal geen snoei is het gevolg dat er weinig en klein fruit aan de boom/struik komt. Het gaat dus bij snoeien om het vinden van een evenwicht. Er moeten zich nieuwe scheuten ontwikkelen en de opbrengst moet gemiddeld goed zijn. Aan een goede fruitboom of struik zijn dus zowel oude als nieuwe scheuten te vinden!

Zomersnoei

Aan alle vormbomen moet zomersnoei plaatsvinden. Wordt er geen zomersnoei uitgevoerd, dan kan al snel de specifieke vorm waarin de boom of struik geleid is, verloren gaan. Zomersnoei of Loretta-snoei (genoemd naar het klooster Loretta bij de Burcht in Praag) is een secundaire snoei die na de normale wintersnoei in de zomer gebeurt. Zomersnoei moet gedurende de hele zomer worden uitgevoerd. Hierbij worden alle nieuwe scheuten tot op 2 – 5 centimeter teruggeknipt. Uitlopen van knoppen aan een in eerder stadium teruggeknipt takje is gebruikelijk. Het terugsnoeien van de nieuwe scheuten bevordert de vorming van bloemknoppen. In de winter moet op al deze nieuwe takjes met knoppen een selectie plaatsvinden: welke worden aangehouden en welke geheel worden verwijderd?

Beurtjaren

Het euvel van beurtjaren kan door een juiste manier van snoeien worden voorkomen. Beurtjaren kunnen desondanks voorkomen als gevolg van een zeer koude winter, vorst tijdens de bloei, gebrek aan voldoende voedsel of ziekte(n). Het verschijnsel beurtjaren heeft tot gevolg dat om het jaar de oogst overvloedig is en er het tussenliggende jaar nauwelijks vruchten zijn te bekennen.
Beurtjaren zijn als volgt door snoei te voorkomen: snoei na het arme jaar zoals altijd. Laat de jonge eenjarige scheuten ongesnoeid. Het groeiseizoen erna ontwikkelen zich aan deze scheuten volop bloemknoppen, maar nog geen vruchten. Hetzelfde jaar is er een rijke oogst op de oude takken. Het volgend winterseizoen (het begin van een arm jaar) laat u de tweejarige scheuten nog steeds ongesnoeid en worden de nieuwe eenjarige scheuten sterk gesnoeid. De cyclus van beurtjaren is daarmee verbroken. De volgende jaren worden de bomen zoals altijd gesnoeid. Een andere, meer tijdrovende methode om beurtjaren te doorbreken, is het uitdunnen van bloemknoppen. In het jaar dat een rijke oogst wordt verwacht, wordt het aantal bloemknoppen sterk gedund. De vruchten, die eraan komen, zijn groot, maar minder in aantal dan normaal in een rijk oogstjaar. Het jaar daarop zullen meer jonge scheuten gevormd worden en is elk jaar de oogst gelijkmatig in opbrengst.

Het vormen van sporen

Het vormen van sporen aan scheuten is essentieel om bloemknoppen te laten ontwikkelen, waaraan later appels of peren zullen groeien. De boom aanzetten tot vorming van bloemknoppen bestaat uit het inkorten van zijscheuten, die aan de gesteltak groeien. Door deze vorm van snoeien ontstaan veel zogenoemde kortlotjes. Sommige rassen dragen hun vruchten voornamelijk aan de top van een scheut, terwijl andere rassen verspreid over de lengte van de scheut vruchten dragen. De wijze van snoeien is eenvoudig. Kijk altijd goed naar zo’n gesteltak met scheuten. Let met name op zwak gegroeide, korte scheuten en lange, sterk gegroeide scheuten. Korte en zwakke scheuten moeten flink worden ingesnoeid tot

Vormen van sporen: voor en na snoeien

op 2 – 4 ogen op de scheut. De lange, sterk gegroeide scheuten worden minder ingesnoeid. Snoei deze scheuten tot op 3 – 6 ogen terug. Eind- of topscheuten worden tot op een kwart tot eenderde deel van de lengte teruggezet. Herhaal ieder jaar deze wijze van snoeien.

Er zullen zich veel sporen ontwikkelen. Sporen zijn te herkennen aan dicht bijeenstaande korte takjes met veel knoppen. Het heeft een wat knoestig uiterlijk. Veel knoppen bij elkaar betekent ook dat zich daar veel bloemen en later vruchten zullen ontwikkelen. Bij rassen die grote en zware appels en peren produceren, is het raadzaam de sporen te dunnen. Gebruik hiervoor een scherpe en goed snijdende snoeischaar.

Dun de sporen zo dat het beeld van zo’n takje open van structuur wordt. Licht en lucht moeten goed bij een takje

Dunnen van sporen levert grote vruchten op

kunnen komen. Bij rassen die vruchten aan de toppen van scheuten dragen, worden geen sporen gedund. Voor die rassen is het beter om jaarlijks de afgedragen vruchttakjes terug te snoeien op 2 – 3 ogen. De jonge nieuwe scheuten worden met maximaal eenderde deel ingekort. Aan die scheuten komen dan in een volgend jaar vruchten. Probeer elk jaar de boom te verjongen door oude takken weg te nemen. Aan nieuw schot worden gemakkelijker nieuwe sporen gevormd dan aan oude scheuten.

Pruimen snoeien

Net zoals bij appels en peren worden ook pruimen op een onderstam geënt. Dit maakt ook de pruim een ideaal gewas voor de tuin. Zwakke groei geven de onderstammen ‘Pixy’ en ‘St. Julien A’. Op deze onderstammen geënte pruimen krijgen een stuikvorm met een hoogte van ongeveer 2,50 – 3 meter. Pruimen kunnen worden geleid. De waaiervorm (platgroeiend geleid) is naast de struikvorm het meest voorkomende type. Omdat pruimen zeer gemakkelijk geïnfecteerd raken door de loodglansziekte en kanker moet er altijd zo min mogelijk worden gesnoeid. Loodglans uit zich op het blad in de vorm van een grijze gloed. Voor een rijke oogst is het aan te bevelen verscheidene pruimen aan te planten, omdat pruimen kruisbestuivers zijn. Een probleem bij pruimen is nog wel eens hun vroege bloei in maart – april. In die tijd kan nachtvorst aan de in bloei staande pruimenboom schade veroorzaken door bevriezing van de bloemen. De oogstopbrengst kan hierdoor behoorlijk worden beïnvloed.
Jonge leivormpruimen worden in het vroege voorjaar gesnoeid, wanneer de knoppen gaan zwellen. Kort de lengtescheuten met tweederde in en snoei op een naar buiten staande knop. Bij leivormen wordt de harttak consequent verwijderd. Slecht of naar binnen groeiende scheuten en lot op de stam worden in hun geheel weggesnoeid.
Oudere pruimenbomen of struiken worden midden zomer gesnoeid. De meeste pruimen dragen hun vruchten aan de basis van eenjarige scheuten en langs twijgen van twee jaar en ouder. In de zomer wordt een teveel aan zich ontwikkelende scheuten handmatig verwijderd door de zachte scheuten tussen duim en wijsvinger te nijpen. De overblijvende scheuten worden direct getopt door ze tot de helft van de lengte te nijpen. Onderhoudssnoei aan pruimen moet altijd gericht zijn op het openhouden van de kroon. Vooral in het hart van de boom/struik heeft een pruim de neiging veel scheuten te produceren. Deze dus geregeld weghalen.

Kersen snoeien

Ook de kers wordt in een breed scala aan vormen geleverd. Struikvorm, leivorm (waaier), half- en hoogstamvormen zijn leverbaar. Zwakke groei leveren de onderstammen ‘Canil’, ‘Colt’ en ‘Inmil’. De hierop geënte kersen zijn geschikt voor de (kleine) tuin. Net zoals bij de pruim worden jonge kersen pas in het voorjaar gesnoeid als de knoppen zwellen. Ook de kers is gevoelig voor kanker en loodglansziekte. Oudere kersen worden in najaar en winter in vorm gesnoeid. Haal beschadigde en zieke scheuten en takken wel altijd direct weg. In de zomer na de oogst moet opnieuw worden gesnoeid (zie onder pruimen). Nieuwe scheuten aan takken, waaraan vruchten hebben gehangen, worden het liefst aangehouden, terwijl de afgedragen scheut zo ver mogelijk wordt verwijderd. De jonge scheuten met eenkwart van de lengte innemen.
In het vroege voorjaar worden zo mogelijk enkele oudere gesteltakken verwijderd. Kersen hebben de eigenschap vooral aan de toppen vruchten te leveren. Door het wegnemen van twee tot drie gesteltakken per jaar kunnen zich nieuwe scheuten aan de boom/struik ontwikkelen, waaruit later de gesteltakken worden gevormd. Het euvel van vruchtvorming uitsluitend aan het uiteinde van gesteltakken met scheuten wordt daarmee voorkomen.

Perziken snoeien

De perzik is niet erg populair in de Nederlandse tuin. De perzik verlangt veel warmte een beschutting tegen vorst en regen. Uitsluitend een standpaats tegen een muur op het zuiden en dan nog het liefst omgeven met een muurkas levert veel vruchten op. Een in bloei staande perzikenstruik is wonderschoon. De bloeikleur is zachtrose. De perzik is een vroegbloeier: maart – april. Om vruchtzetting te krijgen is bestuiving door insecten nodig. Dat lukt maar weinig in die periode in ons klimaat. Handmatige bestuiving is dan de oplossing. Handmatig bestuiven door middel van trillen van de bloemen zorgt voor vruchtzetting. Perziken worden in de noordelijke streken voornamelijk in waaiervorm gehouden. In zuidelijke klimaten meestal in struikvorm. De waaiervorm kenmerkt zich door een korte stam van 1 – 2 meter hoog. Daaraan zitten 6 – 8 gesteltakken in een halve cirkelvorm. Aan tweejarige scheuten vindt bloei en de vorming van vruchten plaats. Het snoeien is gericht op de vorming van jonge scheuten op de gesteltakken. Vorm- en onderhoudssnoei kan alleen als de gesteltakken vervangen kunnen worden door jongere scheuten, waaruit gesteltakken kunnen worden gevormd. Snoei net voordat de ogen beginnen uit te lopen. Werk met goed schoongemaakt snoeigereedschap!

Let erop, dat op een spits toelopende naar buiten gerichte knop wordt gesnoeid. De bolle knoppen zijn de bloemknoppen. Bij snoeien in het voorjaar gaat het dus met name

Bloem- en scheutknop perzik
Bloem- en scheutknop perzik

om verjonging van de perzik. De scheuten worden met eennderde van hun lengte ingesnoeid. Zomersnoei moet altijd uitgevoerd worden, waarbij jonge scheuten tot op vier bladparen worden teruggezet door deze tussen duim en wijsvinger te nijpen. De scheuten die zich lenen om een gesteltak te vervangen of een geschikte plaats op de gesteltak hebben om over een jaar vruchten voort te brengen, worden aangehouden en niet genijpt. Blijf telkens alert op de hoofdvorm, waarin de perzik moet groeien.
Een volgroeide perzik wordt na de oogst gesnoeid. De nieuwe scheuten en vervangende gesteltakken worden als ze minimaal 40 cm lang zijn getopt onder het laatste bladpaar. Zijscheuten aan deze scheuten worden teruggeknipt tot op 1 – 2 bladparen. De zijscheuten moeten een onderlinge afstand hebben van 10 – 15 cm. De jonge (hoofd)scheuten moeten worden aangebonden. Bind deze scheuten aan op bamboestengels en bevestig vervolgens de bamboestegels op/aan horizontaal gespannen draden.

De andere afleveringen

Scheuren en delen vaste planten ~ Snoeien van struiken en heesters
Sierbomen verzorgen en snoeien ~ Snoeien en vormen van klein fruit
Verzorging van druiven

LAAT EEN REACTIE ACHTER

Vul alstublieft uw commentaar in!
Vul hier uw naam in