Bemesten met kunstmest

0
685

We hebben een uitgesproken humide klimaat. Veel regen daalt neer op de bodem. De hoeveelheid neerslag die uit de wolken valt, is groter dan er verdampt. Dat heeft zonder twijfel effect op meststoffen in de grond en op die we eraan toevoegen. Kunstmest is ten dele een natuurproduct. Kunstmest bevat geen verteerbare bestanddelen zoals dat voorkomt in stalmest of tuinaarde. Het is een anorganisch product; op kunstmatige wijze is in een chemische samenstelling een aantal elementen bijeengebracht. Deze elementen reageren onder invloed van water en zuurstof, waarbij het plantenvoedende element vrijkomt voor opneming door de plant.

Wolken zorgen voor regen

De meeste meststoffen zijn goed oplosbaar in water. Bij veel regenval verdwijnt een groot deel van de meststoffen naar diepere lagen, die voor de plant onbereikbaar zijn. Dit verschijnsel heet uitspoelen. In droge perioden is er een (kleine) kans dat de in het water opgeloste zouten met het opstijgende grondwater binnen het bereik van plantenwortels komt.
Het in het bodemvocht opgeloste bemestingszout is in ionen gesplitst. De klei- en humusdeeltjes hebben een negatieve lading. Positieve ionen worden gebonden aan de negatieve ionen. Zo kan bijvoorbeeld calcium (Ca++), kalium (K+) en water (H+) gebonden worden aan het klei- en humuscomplex door adsorptie. Geabsorbeerde ionen zijn niet voor de plant verloren; ze kunnen gemakkelijk weer worden vrijgegeven. Sommige verbindingen zijn moeilijk oplosbaar zoals ijzerfosfaat, dat na een bemesting met superfosfaat (kalkrijk) ijzerdeeltjes doet neerslaan in de bodem: Ca(H2PO4)2 + 2 Fe –>2FePO4. Slechts bepaalde zuren kunnen deze ijzerverbinding weer in oplossing brengen, zodat het alsnog ter beschikking van de plant komt. Soms is de vastlegging van voedingszouten zo sterk, dat ze in het geheel niet meer ter beschikking van planten komt. In dat geval noemen we het fixatie.

Ook bacteriën zijn in staat zouten uit de bodemoplossing op te nemen

Bodembacteriën leven maar kort, zodat de door deze diertjes opgenomen zouten snel weer ter beschikking komen van planten. Bacteriën kunnen een grote hoeveelheid stikstof (N) vastleggen. Voor de omzetting van strorijke mest gebruiken bacteriën zoveel stikstof, dat er voor de planten tijdelijk geen stikstof in de bodem is.
Vervluchtiging van ammoniakrijke verbindingen op kalkrijke gronden zorgt er ook voor dat nitraatstikstof niet ter beschikking van de plant kan komen: NH3 + CaCO3 –> (NH4)2CO3 –>NH3 + H2CO3 of ook Ca(OH)2 + NH3 –> NH4OH –>NH3 + H2O.
Wat het ‘overig dierlijk leven’ (idafon) voor een rol speelt in het proces van omzetting en ter beschikking komen van voedinsstoffen voor de plant, is weinig bekend. Ongeveer 30% tot 60% van de toegediende meststoffen komt in hetzelfde jaar ter beschikking van de plant. De rest komt pas het jaar erop ter beschikking of gaat door vervluchtiging verloren. De weg van meststoffen is er een vol voetangels en klemmen.

Vastlegging van ionen uit het bodemvocht in een meer vaste vorm heeft voordelen, omdat dan de bodemoplossing minder sterk aan veranderingen

Door regen spoelen voedingsstoffen uit de grond

onderhevig is. Er gaan ook minder voedingsstoffen door uitspoeling verloren. Een zekere voorraad van voedingsstoffen in vaste vorm in de grond maakt het ook mogelijk dat ze tijdens het groeiseizoen voor de plant ter beschikking komt.

De grond is een buffer voor voedingsstoffen

Klei en humus zijn de belangrijkste buffers voor kationen (+). Planten en dieren binden in hoofdzaak anionen (-), bijvoorbeeld NO3- en PO4—, en worden daarom anionenbuffers genoemd.

Voortdurend gaan voedingsstoffen uit de vloeibare fase in vaste fase over en omgekeerd

Opvoeren van de concentratie van voedingsstoffen door bemesting zal een verschuiving teweegbrengen in de richting van de vaste fase. In de grond moet een zeker evenwicht heersen tussen de vloeibare en vaste fase. De snelheid waarmee vaste voedingsstoffen weer kunnen vrijkomen voor opneming door de plant, is bepalend voor de ontwikkeling van die plant. Bij een hoge temperatuur verlopen de omzettingen in de grond sneller en komen voedingsstoffen beter ter beschikking. In het kille, koude voorjaar is een gebrek aan stikstof (N) of fosfaat (P) duidelijk te zien aan planten. De stikstof- en fosfaatverbindingen komen bij een lage temperatuur in onvoldoende mate vrij om door de plant te kunnen worden opgenomen. Water/vocht is een belangrijk hulpmiddel voor de plant om vastgelegde voedingsstoffen weer in oplossing te laten komen. De plant produceert zelf onder andere door ademhaling CO2; te zamen met water ontstaat dan het zogenoemde humuszuur: H2O + CO2 –> H2CO3. Dit zuur kan veel van de vastgelegde voedingsconcentraties weer toegankelijk maken voor opneming. Door de ademhaling van de plant en bij vertering van organische stof komt koolzuur vrij; de pH zal hierdoor iets dalen en de grond wordt dus iets zuurder. Een hoge H-ionenconcentratie betekent een lage pH (pH = de negatieve logaritme van de H-ionenconcentratie van het bodemvocht). Bij een lage pH kunnen elementen als magnesium (Mg), aluminium (Al), ijzer (Fe) in grote hoeveelheden uit de vaste fase in oplossing overgaan. De kans bestaat zelfs dat de plant erdoor wordt vergiftigd. Bij een te hoge pH daarentegen kunnen stoffen zoals borium (B), koper (Cu) en ijzer (Fe) zodanig worden vastgelegd dat de plant gebrek krijgt aan deze stof(fen). Ook voor een goed bacterieleven in de grond is een juiste pH noodzakelijk. Als gevolg van neerslag en de ademhaling van de plant wisselt de zuurgraad van de grond steeds een beetje: de pH is onderhevig aan seizoenschommelingen.

Voor bemesting van de tuin zijn kunstmeststoffen in vier groepen in te delen

    Chemisch zure of alkalische meststoffen:
    * Zwavelzure ammoniak NH3 + H2SO4 –> (NH4)2SO4
    Werkt chemisch zuur in een waterige oplossing. Deze meststof werkt sterk verzurend op de grond. De zuurwerking kan weer worden tenietgedaan door een bemesting te geven met kalk. Wanneer ammoniak wordt samengebracht met koolzuurgas (plantenwortels!), dan ontstaat daarbij ureum en water: NH3 + CO2 –> NH2CONH2 + H2O
    * Kalkammonsalpeter
    Heeft een iets alkalische werking. De toevoeging van kalk aan deze meststof zorgt voor een lichte neutralisering van het zuur.
    * Chilisalpeter
    Werkt overwegend alkalisch. Deze meststof bevat ook veel borium (B) en helaas veel zout (Na). De twee genoemde meststoffen worden gegeven om het stikstofgehalte (N) op te voeren.
    Het stikstof gehalte van deze meststoffen ontloopt elkaar weinig.

    Fysiologisch zure of alkalische meststoffen:
    * Chilisalpeter (NaNO3) en kalksalpeter Ca(NO3)2
    Werken vrij neutraal ten opzichte van de zuurgraad van de grond. Het nadeel van chilisalpeter is en blijft dat er veel zout in de grond achterblijft in de vorm van een zuur (NAHCO3). Overigens zijn de fysiologisch zure meststoffen niet van zichzelf zuur of alkalisch, maar worden door de plant tot een zuur verwerkt.

    Bacteriologisch zure meststoffen:
    * Ammonsalpeter (ammoniumnitraat) (NH4NO3)
    Wordt door bacterieleven in de grond omgezet in NO3. Toepassing van ammonsalpeter veroorzaakt zuur worden van de grond door ontkalking. Om deze reden wordt aan ammonsalpeter koolzure kalk (CaCO3) toegevoegd en ontstaat
    * Kalkammonsalpeter: 2 NH4NO3 + CaCO3 –> (NH4)2CO3 + Ca(NO3)2.

Stikstof is een bestanddeel van de eiwitten in de plant en zorgt ervoor dat de vegetatieve delen van de plant (blad, stengels) zich ontwikkelen. Gras is gebaat bij veel stikstof; bloeiende planten behoeven stikstof juist spaarzaam. Veel stikstof bij fruitgewassen zorgt voor een verkorting van de bewaartijd van fruit. Een flinke gift stikstof bij granen zorgt juist voor een hoger eiwitgehalte van het graan, maar ook voor een lager percentage zetmeel. De minerale bestanddelen van de grond bevatten nauwelijks stikstof. Stikstof wordt gebonden aan organische stof. Humusrijke gronden bevatten daarom meer stikstof dan humusarme gronden. Stikstof is in sterke mate onderhevig aan uitspoelen.

Meststoffen met sporenelementen:

Compost bevat veel sporenelementen. Deze grondverbeteraar is organisch van vorm. In kunstmestvorm is een bemesting met sporenelementen echter ook uit te voeren. Het voordeel van kunstmest ten opzichte van compost is zonder meer dat de sporenelementen sneller ter beschikking komen.

    * Kieseriet onder de merknaam Sporumix A Bevat vrijwel alle belangrijke sporenelementen die een plant nodig heeft. Deze meststof is rijk aan: koper 1,2% (Cu), mangaan 0,6% (Mn), zink 0,1% (Zn), borium 0,08% (B), molybdeen 0,025% (Mo), calciumoxide 0,05% (CO) en magnesiumoxide 20% (MgO).
    * Borium-meststof (B)
    Bevat ca 80% kieseriet en 20% borium.
    * Koperslakkenbloem, kopermeststofmeel en kopersulfaat
    Bevatten uiteraard veel koper (Cu) in de vorm van kopersilicaat (CuSO3) en kopersulfaat Cu(SO4)2 met bijmenging van lood en zink.
    * Mangaan (Mn)
    Is verkrijgbaar onder de merknaam Mangaanfrit.
    * Molybdeen
    Idem onder de merknaam Molybdeenfrit.
    * Magnesium
    Wordt geleverd in poedervorm: magnesiumpoederkalk, waaraan calciumhydroxide en calciumcarbonaat zijn toegevoegd en waarin magnesium in de vorm van magnesiumoxide aanwezig is.

Fosfaatmeststoffen

In het begin van de negentiende eeuw kwam de eerste fosfaatmeststof (P2O5) op de markt. In de tijd dat er nog geen kunstmest bestond was huisvuilcompost en stalmest de belangrijkste fosfaat leverancier.

    * Beendermeel
    Bevat veel fosfaat.
    * Superfosfaat (CASO4)
    Wordt bereid uit fosfaatrijke gesteenten (fluor-apatiet).
    * Thomasslakkenmeel
    Wordt bereid uit slakken van fosfaatrijk ijzererts. Ruwe fosfaat zit in het gesteente apatiet. Verder komt het weinig van nature voor.
    * Dubbelkalkfosfaat
    Wordt in België gemaakt door tri-calciumfosfaat te bewerken met zoutzuur.
    * Fosfaatammonsalpeter

Is een product uit ruwe fosfaat en salpeterzuur. Het eindproduct is een mengsel van ammoniumnitraat (NH4NO3) en dubbelkalkfosfaat (CAHPO4). Het is in korrelvorm op de markt. Fosfaten zijn goed oplosbaar in water en goed opneembaar door de plant. Een fosfaatbemesting moet niet te laat in het jaar plaatsvinden; liefst in het begin van de herfst en het vroege voorjaar. Een fosfaatbemesting is in hoofdzaak een onderhoudsbemesting. Planten bloeien iets beter en komen beter tot zaadvorming wanneer het fosfaatgehalte van de grond in orde is. Voor de teelt van aardappelen en uien is een fosfaatrijke grond een absolute voorwaarde voor een goede opbrengst en bewaarbaarheid.

Kalimeststoffen

Kali is het zout of de oxide van het element kalium (K). Kali is voor de plant belangrijk voor de vorming en het vervoer van koolhydraten. Het regelt ook de waterhuishouding in de plant. De wateropneming door de wortels wordt door kali bevorderd; de transpiratie juist tegengegaan. In natte seizoenen wordt kali gemakkelijk door de plant opgenomen. Gebrek aan kali is aan een plant te zien, doordat er gele bladeren ontstaan (randjesziekte, witte vlekken op het blad, gele en dode bladeren). Een gift kali kan ook tot

Analyseresultaat van een grondonderzoek

luxeconsumptie van de plant leiden; de plant neemt meer op dan strikt noodzakelijk is. Kali werkt antagonistisch ten opzichte van magnesium. Veel kali in de grond leidt tot magnesiumgebrek. Kali kan ook goed door het blad worden opgenomen, maar komt uiteindelijk toch terecht bij de wortels van de plant. Alle kalimeststoffen zijn goed oplosbaar in water. Het wordt in sterke mate gebonden aan klei en humus en de kans op uitspoelen neemt hierdoor af. Op lichte, zandige gronden spoelt kali wel uit.

De aardkorst in tamelijk rijk aan kalium. Daar waar voormalige zeeën hebben gelegen (o.a. Elzas) komt veel kalium voor in de vorm van kalizout (KCl).

    * Zwavelzure kali K2SO4
    Gemaakt uit kalizout en zwavelzuur.
    * Patentkali
    Een mengsel van zwavelzure kali met kieseriet (MgSO4).
    Wie een kalibemesting wil uitvoeren, heeft de keuze uit kunstmest, stalmest of gier.

NPK-kunstmeststoffen

De hiervoor beschreven meststoffen stikstof (N), fosfaat (P) en kali (K) zijn in mengvorm en in een bepaalde verhouding tot elkaar kant en klaar in verpakking te koop. Let er bij aankoop op welke getallen achter de letters staan. De getallen staan voor het percentage van het bepaalde (scheikundige) element. Een voorbeeld: N 12 + P 10 + K 18 (ASF-korrels) staat voor 12% stikstof + 10 % fosfaat + 18 % kali. Met deze aanduiding is niet zonder meer duidelijk in welke vorm bijvoorbeeld stikstof in de meststof aanwezig is. Dit kan zijn in de vorm van ammoniak en/of een

Lees eerst altijd de strooi-aanwijzing op de verpakking. De hoeveelheid en de omstandigheden waarin en waaronder gestrooid kan/mag worden, staan daarop vermeld.

nitraatvorm. Wat betreft het element kali is dit in een NPK-mengmeststof meestal in de vorm van kaliumsulfaat (k2SO4) of kaliumchloride (KCL) in de meststof aanwezig. Deze aanduiding is bij wet geregeld. De extra aanduiding ‘mengmeststof’ mag worden weggelaten. Let erop dat geregeld toedienen van mengmeststoffen de grond doet verzuren. Een onderhoudsbekalking is dan toch echt vaker nodig om verzuring te neutraliseren. Neutraal werkende (enkelvoudige) meststoffen zoals Thomasslakkenmeel hebben nauwelijks een extra bekalking nodig. De behoefte aan het uitstrooien van kunstmest hangt in belangrijke mate af van de grond en het gewas. Alleen laboratoriumonderzoek kan uitsluitsel geven over de de voedingstoestand van de grond en het type grond.

Een analyseresultaat in gewone taal

"Zolang planten goed groeien, is een spaarzaam toedienen van kunstmest aan te bevelen."

Alle grondzaken:

I. Bodem, water en lucht voeden de plant
II. Bodem is grond
III. Bemesten met kunstmest
IV. Bemesten met organische mest

LAAT EEN REACTIE ACHTER

Vul alstublieft uw commentaar in!
Vul hier uw naam in