De trompetbloemenfamilie kent vele fraaie soorten. Naast de fraaie trompetklimmer Campsis sp. met zijn donkerrode bloemen is er ook de roze bloeiende klimstruik Podranea ricasoliana (roze trompetklimmer). Een plant die eigenlijk niet voor Nederlandse tuinen geschikt is, omdat hij normaal gesproken niet winterhard is.
De roze bloemen groeien in eindstandige pluimen en hebben roodachtige strepen in het centrum |
---|
Dat mag niet echt een beletsel zijn. Met een beetje moeite is de plant prima te kweken op een zonnige plaats in niet al te vochtige aarde, bij voorkeur tegen een zuidmuur. Daar groeit hij als kool en bloeit vanaf augustus tot ergens in oktober. Als de vorst dreigt, kan de plant worden teruggesnoeid tot enkele hoofdtakken, uitgegraven en met een dikke kluit aanhangende grond in een kuip of emmer weggezet op een vorstvrije droge en donkere plaats. In winters met een normale neerslag is het dan zo vochtig, dat de kluit aarde altijd wel een beetje vochtig blijft. Zo niet, dan is het aan te bevelen de kluit af en toe even een klein beetje te begieten. Zonder bladeren, want die vallen af, heeft de plant nauwelijks water nodig en kan heel veel hebben.
In het voorjaar, eind april, kan de plant weer ingegraven worden op z’n plekje bij de warme zuidmuur. Wortelkluit in de grond, scheut water erbij en klaar… Dan is het wachten… en wachten… Het kan even duren, voordat er weer leven in de droge staken komt. Soms is het begin juli, voordat er langs de littekens van oude bladeren voorzichtig rode puntjes verschijnen: de eerste tekenen van nieuwe groei. Op zich is dat niet ongunstig. Het voorkomt, dat de eerste uitlopers door een late nachtvorst geveld worden. Als die groei eenmaal begint, toont de plant zijn ware Bignoniaceeënaard en in no time is het een weelderig groeiende plant geworden met stengels die tot 4 meter hoog langs een rekje omhoog kruipen. Aan het einde van de stengels ontstaan tuilen van wel twintig grote, roze bloemen. Uiteindelijk bloeit de plant door tot de groei door kou tot stilstand komt. Dan is het weer tijd voor uitgraven en zo verder.
Ongelukje
In de nauwelijks noemenswaardige winter van 2006-07 is deze plant in een tuin buiten gelaten. Een ongelukje, dat goed uitpakte. De plant is bestand tegen een graad of wat nachtvorst – dagvorst is een ander verhaal. In het vroege voorjaar, eind februari 2007, liep de plant alweer uit. In andere jaren moest dus tot eind juni worden gewacht op tekens van leven en nu… Maar het is nog te vroeg voor conclusies.
Tegen de af en toe toch nog invallende nachtvorsten wordt de plant beschermd door er een deken overheen te spannen. Dat in combinatie met de restwarmte van de zuidmuur waar hij bij staat, houdt de jonge scheutjes levend.
Gebruikelijker is de plant als een kuipplant te kweken. Een kuip van 30 centimeter doorsnede is wel het minste, dat een plant verlangt, wil hij goed bloeien. Verder heeft hij steun nodig; een hekwerk om langs omhoog te klimmen.
Overwinteren
Hij kan dus vanaf april tot oktober op een warme zonnige plek buiten staan. Overwinteren in een koele kas geeft de snelste groei in het voorjaar, maar vergt wel enige zorg. Zolang de plant bladeren heeft, verbruikt hij ook water en eenmaal uitgedroogd heeft hij lange tijd nodig om weer te herstellen.
Na de bloei kan hij grote groene vruchten geven. In de praktijk komt dat hier zelden voor. De bestuiving is in handen van vogels en dergelijke bloembezoekende soorten hebben wij hier niet. Maar u kunt proberen het werk van de honingzuigers met een veertje over te nemen.
Een verschil met de trompetklimmer is wel, dat de bloemen niet zo vlezig zijn en misschien daardoor ook niet snel worden aangevreten door mieren, zoals dat Campsis regelmatig overkomt. [ Peter Mudde
]