Over een ranonkelstruik hangt een gele gloed. ’t Lijkt wel of de struik lichtgevend is. Donkere en beschaduwde plaatsen in de tuin kunnen met dit struikje wat worden opgelicht. Zelfs in de volle zon groeit en bloeit de ranonkelstruik, dat het een lieve lust is.
Als solitair en haag
De ranonkelstruik (Kerria japonica) is inheems vanaf westelijk China tot in Japan. Vooral langs ruige, steenachtige rivierbeddingen, op bergravijnen en eindmorenen groeit de struik als onkruid. In de tuin gedraagt Kerria zich bescheidener, wordt twee tot drie meter hoog en heeft een wat stijve, omhooggaande groeiwijze.
De bloemen in knop van Kerria lijken gele pompons |
---|
William Kerr, de tuinman van de Royal Botanical Gardens in Kew ontdekte in China in 1804 een dubbelbloemige variant van de ranonkelstruik (Kerria japonica ‘Pleniflora’). Zowel de (mooiere) enkelbloemige als de dubbelbloemige ranonkelstruik bloeit in de vroege lente, gedurende de zomer en met minder bloemen in de herfst. De bloemkleur is identiek aan: goudgeel. Na de eerste bloei verschijnen de groengeel getande bladeren. De ranonkelstruik groeit op alle gronden, in de zon of puur in de schaduw. In de herfst verliest de struik z’n blad, maar de twijgen blijven geelgroen.
De struik kan als solitair of in groep worden geplant. In een kuip (op een balkon) groeit de struik even goed. Een bijzondere toepassing is als haag. Plant de ranonkelstruik dan op een onderlinge afstand van 50 centimeter. Plant in geval van een brede haag in een dubbele rij; afstand tussen de rijen 30 tot 40 centimeter. De ranonkelstruik verdraagt in vorm knippen prima, de bloei is in dat geval iets minder. Als los groeiende haag is de ranonkelstruik ook goed te gebruiken.
Snoeien
Het snoeien van de ranonkelstruik luistert niet zo nauw. Waar een stengel wordt teruggeknipt, loopt die later weer vrolijk uit. Heel oude stengels kunnen beter geregeld worden weggeknipt. Wil je in één keer de struik verjongen, dan kan met een gerust hart alles bij de grond worden weggeknipt. De ranonkelstruik vormt worteluitlopers. Met een spade kan overtollige opslag worden verwijderd. De afgestoken stengels met wortels kunnen worden uitgeplant. Er vormt zich dan een nieuwe struik.