Haal de tropen in uw (vijver)tuin

0
395

De meeste tropische en subtropische planten gedijen het beste in een lichte, vochtige en warme omgeving. Tropische planten worden meestal gekocht voor een plaatsje in de huiskamer of serre. Tegenwoordig (2006) is er ook een ruim aanbod van tropische planten, dat in de tuin kan worden gebruikt. Ze worden speciaal gekweekt en gecultiveerd om in ons

Een stukje rimboe van bamboe, voor sfeer en mystiek in de tuin

klimaat te kunnen gedijen. Ze kunnen een matige of zelfs strenge winter overleven.

Je hoeft beslist niet in de buurt van de evenaar te wonen voor een tuin met een aantal mooie exoten. In ons Nederlandse klimaat is dus tegenwoordig ook veel mogelijk: een winterharde palm, een stukje rimboe van bamboe of een joekel van een bananenboom met imposant grote bladeren, waaronder je voor een regenbuitje kunt schuilen.

Nederland heeft een zeeklimaat, een gematigd klimaat met koele winters en milde zomers, waarin de temperatuur vooral wordt bepaald door de ligging ten opzichte van de zee en de nabijheid van de warme Noord-Atlantische Golfstroom.

Winterhard

Echt strenge winters worden steeds zeldzamer en de zomers worden almaar warmer, waardoor steeds meer halfwinterharde planten buiten gekweekt en gehouden kunnen worden. Een plant die in strenge winters afsterft, noemen we halfwinterhard. Een plant die zich goed tegen de vorst kan beschermen is winterhard. Onder winterhard wordt ook verstaan, dat een plant zonder enige bedekking de winterse elementen kan verdragen.

Tropische en subtropische planten moeten zich dus op deze wisselende omstandigheden kunnen instellen om te overleven. Met name de winterse temperatuurschommelingen, vele en aanhoudende regen en daaropvolgende vorst kunnen een handicap zijn voor de overlevingskansen. Er zijn plantensoorten die goed bestand tegen de lage winterse temperaturen, maar die daarentegen de combinatie vocht en vorst niet verdragen. Ze hebben enige afdekking nodig. Ze kunnen dus wel tegen wat vorst, maar zijn niet winterhard. Bovendien is ook de

De meeste rododendrons zijn goed winterhard en vragen, behalve in strenge en langdurige winters, geen bijzondere winterzorg

standplaats in de tuin van belang: een goede beschutte plek met een zonnige ligging. Voor de aanschaf is het dus nodig te weten of een gewenste plant winterhard is of alleen maar vorstbestendig.

Winterharde planten kunnen bij het dalen van de temperatuur de suikers in het water van de plantcellen oplossen, die dan dienstdoen als een antivriesmiddel. Sommige planten onttrekken dan ook nog eens water aan hun cellen, waardoor ze zichzelf uitdrogen. De bladeren van rododendrons bijvoorbeeld hebben tijdens vriezend weer hangende en krullende bladeren. Halfwinterharde planten kunnen maar beperkt het suikergehalte in hun cellen verhogen. Tropische planten kennen geen vorst en hebben daarom nooit de erfelijke informatie ontwikkeld om zich tegen vorst te beschermen.

Regionale temperatuurverschillen kunnen ook een rol spelen. De temperaturen in kuststreken zullen in de winter milder zijn dan in de rest van het land. Maar in het voorjaar en zomer zal de temperatuur in Noord-Brabant en Limburg vaak een paar graden hoger zijn dan in Groningen en Friesland. Verder kan het veel uitmaken of een tuin open is, waarin de wind vrij spel heeft, of dat een tuin op een beschutte plek ligt tussen veel bebouwing, die warmte vasthoudt en bescherming biedt. Handig is het dus om wat van de biotoop van de plant te weten.

Geschikte planten

Meestal zijn exoten mooie, impostante blikvangers met aparte bladvormen

Citrus wordt te koop aangeboden als breed uitgroeiend struikje of als bol op stam

of een aparte bladkleur, waarmee ze de tuin een tropisch tintje kan geven. Een aantal van die al aardig ingeburgerde planten wordt meestal als kuipplant aangeboden. Die moeten – als de temperatuur ’s winter de nul graden bereikt – naar binnen worden gehaald. Ze kunnen pas na de IJsheiligen weer buiten. Citrussoorten, laurier, olijf, granaatappel, maar ook planten als Agapantus (Afrikaanse lelie), Arbutus (aardbeiboom), Canna (bloemriet), Agave en Aloë zijn een aantal van die planten. Een aantal andere voorbeelden:

Orchidee

Orchideeën komen uit alle windstreken op aarde. Er zijn orchideeën, die uitsluitend in tropische, in gematigde of koele streken voorkomen. Vele daarvan zijn met succes in huis, maar ook in de tuin te houden of zelfs te kweken. Per geslacht kan de verzorging verschillen. Let er bij de aankoop daarom op tot welk geslacht de orchidee of de orchideevariëteit behoort. De meeste soorten verlangen veel licht, maar verdragen vaak geen felle zon.
Een mooie plant voor het moerasgedeelte van een vijver is de aardorchidee Bletilla, een van de oudste tuinorchideeën. Deze orchidee houdt van een vochtige en warme plaats in de namiddagzon of op z’n minst morgenzon. Geplant in het hoger gelegen moerasgedeelte groeit de aardorchidee uit tot een prachtige plant. Bletilla behoort tot de grootste plantenfamilie: de Orchidaceae. Zijn oorsprong ligt in Oost-Azië, hij is in 1802 in cultuur gebracht.
Bletilla striata heeft bloemen op lange stelen met drie tot zeven

Bletilla striata komt uit
China en Japan

purperkleurige bloemen, de middelste lip heeft geelwitte strepen. De bloemgrootte is 3 – 4 centimeter, de bloei valt in juni-juli. Bletilla striata ‘Albostriata’ heeft zwaardvormige, wit gestreepte bladen, die min of meer recht omhoog staan. Bletilla striata ‘Alba’ groeit iets forser dan de gewone soort. De bloem heeft in knopvorm een lilawitte kleur. Naarmate de bloei verloopt, verkleurt de bloem van lila naar zuiver wit. Van alle bletilla’s is de bloemstengel bladloos. In de late herfst moet de plant ter bescherming tegen kou en vorst wel een dekentje krijgen van afgevallen blad. Met dit kleine beetje zorg kun je lang plezier hebben van de aardorchidee.
Het vrouwenschoentje (Cypripedium reginae), ongetwijfeld een van de mooiste soorten, vindt zijn oorsprong in Canada en het noordwesten van de Verenigde Staten. Zowel de stengel als de bladeren zijn behaard. De plant kan een hoogte bereiken van 35 – 50 cm. De bloem is prachtig roze met wit. In combinatie met de lichtgroene bladeren is het een schitterende verschijning in de tuin. Het schoentje houdt van een vochtige, half beschaduwde plek, verlangt een humusrijke grond, moet ’s winters worden afgedekt en mag nooit worden verplant.

Palm

Er is geen plant te bedenken die meer met de tropen verbonden is dan de palm. Een of meer palmen in de tuin zorgen voor een fantastische uitstraling. Er is een aantal soorten, dat ons grillige klimaat kan weerstaan, zeker als er enige regels in acht worden genomen. Palmen zijn niet veeleisend wat de grondsoort betreft. Als die maar goed water doorlatend is. Kies de meest beschutte plek – bij voorkeur op het zuiden. Vooral de jonge planten groeien het beste in de volle zon. Kies niet een plek waar harde wind vrij spel heeft. Vooral grootbladige soorten hebben daarvan te lijden.

De palmenfamilie vormt een bijzondere groep bomen. Boven op de stam, aan het uiteinde, staan de waaiervormige bladeren en de bloeiwijzen. Gekweekte planten zijn soms meerstammig, maar dat hangt van de soort af. Chamaerops humilis bijvoorbeeld is wel meerstammig, maar Trachycarpus zo goed als nooit en Jubea al helemaal niet. Ook hangt het ervan af onder welke omstandigheden de planten groeien. In droge gebieden zijn ze meestal enkelstammig. Maar hoe vochtiger, des te vaker ze meer stammen zullen maken. Op de rafelige vezels op de stammen zitten de resten van oude bladstelen. Palmen met verschillende stammen vormen een dicht bos van stijve bladeren, waarvan de droge bladpunten werken als stekels. Bepaald geen plant dus voor een plaats, waar je wel eens langs moet. De meeste palmen zijn nogal gevoelig voor regematige aanraking. Een andere bijzonderheid van de palm is, dat de stam zich niet vertakt.
Jonge palmen moeten tegen felle wind worden beschermd, geef ze een beschutte plaats. Felle wind zorgt voor snelle verdamping van vocht en beschadigingen van blad en groeipunt of ‘speer’. Sommige palmsoorten wortelen oppervlakkig, waardoor het risico van omwaaien groot is. Een

Trachycarpus fortunei groeit van nature in het zuiden van China en tot op betrekkelijk grote hoogte in het Himalayagebergte

palm die al geruime tijd in de tuin staat, is op den duur beter opgewassen tegen wind.
Aan het begin van de winter is het nodig om een palm in te pakken tegen de vrieskou. Gebruik hiervoor stro of dennentakken in combinatie met rietmatten. De kop moet goed worden afgeschermd tegen invallende regen, want bij een lage temperatuur kan dit vocht overgaan in ijs. Deze maatregelen moeten vooral gericht zijn op het beschermen van het groeipunt. Een eenmaal verloren groeipunt, bijvoorbeeld door bevriezing, betekent het einde van de palm. Pas in het voorjaar, als de kans op vorst nihil is, kan de winterverpakking worden verwijderd. Vertrouw er nooit op, dat palmen goed winterhard zijn: pak ze dus altijd in. Naast het inpakken is het nodig de grond rondom de voet goed te bedekken met een dikke laag blad.

Een behoorlijk vorstbestendige palm, die een normale winter goed kan weerstaan, is de matig winterharde windmolenpalm (Trachycarpus fortunei). Een soort afkomstig uit Zuid-China en Noord-India. Met een beetje extra aandacht is deze palm goed als vaste plant te houden. Anders dan bij de meeste andere palmen groeit de windmolenpalm goed bij wat lagere temperaturen. Een temperatuur tussen de 15 en 20 °C is ideaal. In het groeiseizoen heeft hij veel water nodig en ook behoorlijk wat mest voor een flinke groei. In een mooie zomer kan de palm wel 20 tot 30 centimeter groeien.
In de volle grond gedijen palmen goed, maar sommige kwekers vinden, dat een in een pot ingegraven palm het beter doet. Wat een voordeel in strenge winters is, want tijdens vorst kan de plant makkelijk worden uitgegraven en veilig binnen worden gezet. Eigenlijk is dus de veiligste manier de palm als kuipplant te houden.
Het geslacht Trachycarpus telt nog een aantal soorten, dat ook tegen kou en vorst bestand is: Trachycarpus fortunei ‘Charlotte’ en ‘Queensboro’, Trachycarpus nanus, Trachycarpus takil en Trachycarpus wagnerianus. Een aantal palmsoorten dat redelijk goed kou kan verdragen, is: Corypha australis, Chamaerops humilis, Phoenix canariensis, Areca sapida, Jubaea chilensis, Nannorrhops ritchiana, Sabal minor en Serenoa repens. Palmen die in de winter wel warmte moeten hebben, zijn onder andere Brahea armata, Butia capitata, Livistonia chinensis, Sabal mexicana en kokossoorten.

Bamboe

Met hun sierlijke halmen en het explosief groeiende, fragiele blad roept wintergroene bamboe net als de palm de sfeer op van streken met een warm klimaat. Ze geven de tuin vaak een mysterieus tintje. Door strenge vorst met een schrale oostenwind kunnen ze wel wat bladschade oplopen. Sommige gevoelige soorten verliezen soms hun blad of kunnen bovengronds afvriezen. Ze herstellen zich na de winter meestal snel door het aanmaken van nieuw blad uit de slapende knoppen of door nieuwe scheuten vanuit de wortelstokken. Het aanbrengen van afdekmateriaal als stro of blad aan de voet van jonge planten zal de winterhardheid verhogen.
De meeste bamboesoorten houden van een zonnige tot half beschaduwde

Fargesia murielae ‘Bright Side’

plaats. Fargesia murielae en Fargesia nitida en variëteiten daarvan doen het evenwel ook goed in de schaduw.
Er zijn soorten in een breed sortiment van kleuren en bladgrootte. Er zijn bodembedekkende soorten, die niet hoger worden dan 30 centimeter, maar ook soorten die onder goede omstandigheden tot echte reuzen van 12 meter hoog kunnen uitgroeien. Veel soorten zijn prachtig als solitaire plant, maar ook als haag is een aantal zeer geschikt.
Vaak wordt gedacht dat bamboes woekeren en daarom minder geschikt voor een kleine tuin zijn. Veel soorten kunnen dat, maar er is ook een aantal dat keurig op zijn plaats blijft en slechts een dikke pol vormt. Als de voorkeur toch uitgaat naar een soort die aan de wandel gaat, kan rond de plant een wortelbegrenzer worden ingegraven. Er zijn kunststofwanden (polyethyleen) per strekkende meter te koop in hoogtes van 50 en 60 centimeter. Bamboe wortelt niet bijzonder diep en het ingraven van zo’n wortelbegrenzer of bijvoorbeeld oude tegels, golfplaat enz. tot op een diepte van 60 cm is normaal gesproken afdoende.

Bashania qingchengshanensis is met een gracieuze hoogte van

Pleioblastus pygmeus

maximaal 4 meter zeer geschikt als een snel dichtgroeiende groene haag, is ook goed winterhard, maar maakt uitlopers. Chusquea culeou is van alle chusqueasoorten de beste in ons klimaat, prima geschikt voor de kleinere tuin en… maakt geen uitlopers. Phyllostachys aureosulcata is een prachtige bamboesoort, ook geschikt als kamer- of als kuipplant. Woekert niet, kan goed tegen droogte en is goed winterhard. Kan in een extreme koudeperiode z’n blad verliezen en wordt tot 5 meter hoog. Pleioblastus pygmeus is een van de allerkleinste bamboesoorten. Hij wordt niet hoger dan 30 centimeter. Uitstekend als bodembedekker te gebruiken en goed winterhard.
Dit is overigens maar een nietige opsomming van de grote hoeveelheid bamboes, die te koop is.

Banaan

In een tropisch getinte tuin mag natuurlijk niet een spectaculair groeiende tuinbanaan met zijn enorme bladeren ontbreken. De tuinbanaan die boomachtige afmetingen kan krijgen, is eigenlijk meer een overblijvende, vaste plant. De stam is opgebouwd uit gebundelde over elkaar groeiende, vlezige bladvoeten van oudere bladeren en verhout niet zoals een echte boom. De plant produceert slechts eenmaal een bloeiwijze en sterft dan af. De bloei is prachtig met schitterend gekleurde bloemen. Bij de meeste bananen groeien na verloop van tijd rond de hoofdstam nieuwe scheuten. Terwijl zich bananen ontwikkelen, groeien deze scheuten uit tot nieuwe volwassen planten. Zo herhaalt zich de cyclus. Sommige bananensoorten kunnen, omdat zij geen zijscheuten maken, alleen maar gekweekt worden uit zaad. De banaan (Musa) behoort tot de familie van de Musaceae. De plant komt van oorsprong uit Zuidoost-Azië en is vandaaruit naar bijna alle tropische landen verspreid.

Musa basjoo komt van oorsprong uit China en is de bekendste

Musa basjoo

winterharde banaan voor de tuin, die zo’n 3 tot 4 meter hoog wordt. Door geringe vorst sterft de plant af, maar komt uit de ondergrondse wortels elk jaar weer terug, Voldoende ingepakt met rietmatten overwintert deze banaan goed en kan worden geprobeerd de stam over te houden.

Net zo winterhard als Musa basjoo is Musa sikkimensis, een krachtig groeiende, wilde banaan, die in de Himalaya op hoogtes van 1.800 meter en hoger groeit. De plant wordt op deze hoogtes soms blootgesteld aan vorst en af en toe sneeuwval. Nieuwe bladeren kenmerken zich door de rode verkleuring aan de onderkant. Aan de bovenkant verschijnen rode, gevarieerde vlekken. De kleur verandert naar groen als de plant volwassen wordt en alleen de middenrib aan de onderkant van het blad blijft rood. Ook de recente (2005) soort Musa tibet is een goede kandidaat voor de tuin. De bladeren zijn donkerder groen, harder en smaller dan van Musa basjoo. De hoogte bedraagt 2 tot 4 meter.

Plaats een banaan het liefste uit de wind, omdat het grote blad gemakkelijk kapot kan waaien. Sommige kunnen een hoogte van wel 4 meter bereiken met bladeren van zo’n 3 meter lang. Een banaan heeft voedselrijke grond met zo mogelijk wat lichte klei nodig. De grond moet permanent vochtig zijn. Geef vanaf het begin van de lente tot aan de herfst vloeibare kamerplantenmest. Een banaan kan in de volle grond worden geplant of in een grote kuip. De plant moet aan het begin van de winter worden ingepakt met stro of rietmatten. Bananenplanten sterven bij lage temperaturen boven de grond af. Pak de stam op tijd in. Hoe meer er van de stam overblijft, des te hoger de plant in het opvolgende jaar wordt. Ook kan de plant worden uitgegraven en opgepot om te overwinteren bij een temperatuur van ongeveer 5 °C. Houd de plant dan zo goed als droog, omdat de groei stil ligt. Anders treedt wortelrot op.

Probeer de hele stam in de winter over te houden. Dan is er een kansje, dat een banaan zal gaan bloeien. De bloem wordt namelijk gevormd in de stam van het jaar ervoor. Na de bloei sterft de stam af, maar vele nieuwe bananenscheuten zullen er dan naast staan. Steek de nieuwe bananenscheutjes voorzichtig af. Het beste kan dit in het voorjaar gebeuren.

Natuurlijk zijn er nog veel meer exotische plantensoorten, die het proberen waard zijn. Eucalyptussen, yucca’s, varens, mooie bloeiende gember- en curcumasoorten en nog veel meer moois wacht om te worden uitgeprobeerd. Natuurlijk zal er wel eens één sneuvelen. Maar dat is winnen of verliezen gelijk een spel.

LAAT EEN REACTIE ACHTER

Vul alstublieft uw commentaar in!
Vul hier uw naam in