Regenwormen, de onzichtbare grondverbeteraars

0
463

"Slechts weinig andere dieren hebben een zo grote betekenis voor de geschiedenis van de aarde als deze zo eenvoudig georganiseerde wezens." (Charles Darwin)

De sportvisser tussen de rietkraag van een veenriviertje keek mistroostig voor zich uit. Vissend op baars en snoekbaars voor het nodige tegenspel werkten de wormen niet mee. "De pieren zijn zo slap als een vaatdoek,"

De gewone aardworm of regenworm (Lumbricus terrestris) heeft z’n verspreidingsgebied over de gehele aarde

vertrouwde hij ons toe. Net als de veenoever, die trillend had meegegeven toen wij op hem af liepen.

De pieren bleken te zijn gekocht en niet, zoals vissers vroeger deden, in een weiland naar boven getrild. Pieren kweken is tegenwoordig big business. Ze worden met kilo’s tegelijk geëxporteerd. Nee, wereldwijd niet alleen naar sportvissers, maar ook gewoon naar boeren om hun grond te verbeteren. Vooral om meer lucht in de grond te krijgen, want spitten en graven kunnen wormen als de beste; ook al zien wij er geen snars van.

Wie over de grond loopt, beseft nauwelijks dat er honderden wormen onder onze voeten bezig zijn met spitten, graven en wroeten. ’t Is jammer, dat we dit hele kleine, dit stille dat verwondering wekt, niet kunnen zien. Soms kunnen wij niet anders dan oppervlakkige beschouwers zijn…

Zwoegen

Wormen zwoegen niet voor niets door de aardkost. Ze moeten ook eten. Organisch materiaal zoals half vergane blaadjes, zaden, micro-organismen en resten van allerlei dieren die ze tegenkomen, worden door de aardworm verslonden. Daar is niets op tegen. Als dank scheiden wormen een grote hoeveelheid uitwerpselen af. Die afscheiding komt uit het laatste lichaamssegment: het pigidium. Vier kilogram per vierkante meter is gewoon. Goed verteerd voedsel, dat luchtig van samenstelling is en nog voedzaam voor planten ook. De grond wordt er beduidend beter van structuur van, kruimelig en goed luchtig. Precies wat elke boer en tuinier zich wenst.

Wormen leven en werken het liefst in het duister. Tot aan het grondwater is hun werkterrein. Gangen tot een diepte van wel twee meter zijn geen uitzondering. Het meeste voedsel is in de bovenlaag van de bodem te vinden, dus daar houden ze zich ook het meeste op. In de winter en in droge tijden trekken ze dieper weg; op weg naar betere oorden en betere tijden. In noodgevallen scheiden ze een vochtige kleefstof uit en pakken zich met aarde en al in tegen uitdrogen.
En wordt het de worm te nat, dan kruipt hij z’n gang uit en waagt zich even bovenin of boven de grond. Merels en lijsters staan de wormen dan al op te wachten. Een gemakkelijk te verschalken, glibberig maaltje is hun deel. Tenslotte moeten ook zij leven. Een weerzinwekkend tafereel voor wie het wil zien. Even weerzinwekkend als de worm is voor de meeste mensen.

Tweeslachtig

Wel eens de tuin (om)gespit? Een regenworm doormidden gekliefd? Zou die worm gewoon weer verder leven? Nee. De regenworm gaat dood, basta. Hoewel er wormsoorten zijn die dan gewoon verder leven. En nog weer andere soorten vermenigvuldigen zich ongeslachtelijk juist door splitsing.
Wormen hebben een kop, een middenlijf en een staart. Dat kun je, oppervlakkig gezien en als je het niet weet, niet zomaar zien. Ter verduidelijking een plaatje van een (parend) wormstel:

Ze houden hun koppen bij de paring van elkaar afgewend. De kop zit aan het kopeinde, het is het langgerektste en toegespitste deel van de worm. Het achtereinde is dikker en afgeplat. Daartussen het middenlijf met spierbundels die in breedte- en lengterichting kunnen werken.
Wormen bewegen zich voort met behulp van borstels. Ze hebben er maar weinig

Een regenworm van het geslacht Allolobophora; de samenstellende segmenten zijn goed te zien

van per lijfsegment. Ze behoren tot de familie van de Lumbricidae uit de klasse van de Oligochaeta, dat letterlijk uit het Grieks vertaald weinig borstels betekent. De weinige borstels staan in de lengterichting op het lijf van de regenworm. Regenwormen verplaatsen zich door samentrekkende bewegingen van de borstels.
Regenwormen paren, zijn hermafrodiet (tweeslachtig). Ze paren het hele jaar door, vooral bij aangenaam weer en als de bodem op de goede temperatuur is. De vrouwelijke regenworm legt eieren. De eieren worden keurig bij het ‘zadel’ (Clitellum) in een gelatineachtig zakje of cocon uitgescheiden.

Delicatesse

Wormen hebben maar weinig te duchten van – ondergrondse – vijanden: de mol, loopkevers en duizendpoten zijn de belangrijkste belagers.
In Nederland zijn er twee geslachten van de regenworm in de bodem actief: Lumbricus terrestris en Allolobophora.

Regenwormen zijn buitengewoon nuttige wezens in je tuingrond. Verwen ze af en toe met verse humus of zelf gemaakte compost. Een delicatesse is verse stalmest of kippenmest, daar zijn ze echt gek op.
Gebruik geen varkensmest of gier van varkens. Daarvoor gaan ze op de loop of leggen het loodje door de grote hoeveelheid koper, die deze meststof rijk is.

Als u ’s winters een blaadje rechtop in de aarde ziet staan… zeker weten, dat daar een worm z’n gang onder heeft.

LAAT EEN REACTIE ACHTER

Vul alstublieft uw commentaar in!
Vul hier uw naam in