Palmen en palmachtigen zijn er te kust en te keur. Er zijn steeds meer (2002) palmen te koop, zowel voor de huiskamer en kantoren en als voor de tuin. Palmen en palmachtigen zijn er te kust en te keur. Er zijn steeds meer (2002) palmen te koop, zowel voor de huiskamer en kantoren en als voor de tuin. We staan wat sceptisch tegenover het gebruik van palmen in de tuin. Onze associatie met palmen en warme gebieden is zo sterk, dat we niet snel geneigd zijn om eens uit te proberen of een bepaalde palm niet in de tuin zou kunnen worden geplant. De voorzichtigen onder ons kunnen eens proberen een palm in de zomer buiten in een kuip te houden. Een stapje verder gaan door de palm ook in de winter buiten in de volle grond te houden is de moeite van het proberen waard. Met enige bescherming tegen vorst kun je er een betoverende tuin aan overhouden.
Als u uw vakantie in Zuid-Frankrijk, Spanje, Italië, Griekenland of Turkije wel eens doorbrengt, dan zult u ongetwijfeld hebben gezien, dat daar andere planten, bomen en struiken groeien. Daaronder zijn ook veel palmsoorten. Wat men zich niet zo snel realiseert, is het feit, dat ook in die landen de winter guur en koud kan zijn. Soms bereiken ons via de tv beelden van sneeuwlandschappen uit die landen, waar we hier jaloers op kunnen zijn. Toegegeven, in die landen vriest het niet zo streng en langdurig als het bij ons wel voorkomt in goede winterjaren. Maar bedenk wel, dat zelfs in hete woestijngebieden de temperatuur in de nacht vaak tot enkele graden onder nul daalt. De conclusie kan worden getrokken, dat er palmsoorten bestaan die wel een paar graden kou kunnen verdragen. Daar ligt dan een goede uitdaging om in de tuin eens met palmen te gaan experimenteren.
Beschermen
Jonge palmen moeten in ons klimaat beschermd worden tegen felle wind. Geef een palm een beschutte plaats. Felle wind zorgt voor snelle verdamping van vocht en beschadigingen van blad en groeipunt of ‘speer’. Sommige palmsoorten wortelen oppervlakkig, waardoor kans op omwaaien aanwezig is. Een palm die al geruime tijd in de tuin staat, is op den duur beter opgewassen tegen wind. Aan het begin van de winter is het nodig om de palm(en) in te pakken tegen vrieskou. Gebruik van stro of dennentakken in combinatie met rietmatten is dan een geëigend middel. Vooral de kop moet goed worden afgeschermd tegen invallende regen. Immers, bij een lage temperatuur kan dit vocht overgaan in ijs. Tegen sneeuw is een zelfde bescherming nodig. Al die maatregelen moeten vooral gericht zijn op het beschermen van het groeipunt. Pas in het voorjaar, als de kans op vorst nihil, is kan de winterverpakking worden verwijderd.
Grond en bemesten
Palmen groeien in humusrijke grond die verschraald is met zand. Zand zorgt voor een goede doorlatendheid van water. Blijft water rond de wortels lange tijd aanwezig, dan is de kans op verrotten groot. Onder humusrijke grond wordt verstaan: een mengsel van goed verteerde bladaarde, oude koemest en verteerde houtsnippers of boomschors. In plaats van zand zijn styroporkorrels, hygromul of perlite heel goed te gebruiken. Er is speciale palmengrond te koop. Zonder zelf te hoeven experimenteren vergemakkelijkt dit het planten. Palmen hebben voor hun groei veel water nodig. Hoe meer doornen een palm heeft, des te groter is de behoefte aan water. Sommige palmen hebben voor hun groei vloeibare mest nodig. Deze mest kan het beste in het voorjaar worden gegeven; voor de rest van het seizoen is bemesten uit den boze. In plaats van vloeibare mest is een kleine gift oude, verteerde koemest erg goed.
Temperatuur
Naar gelang het geslacht stellen palmen eisen aan de standplaats. Er zijn palmsoorten, die redelijk goed tegen kou kunnen (Chamaerops excelsa, Corypha australis, Phoenix canariensis, Areca sapida, Areca baueri, Seaforthia elegans, Jubaea chilensis, Nannorrhops ritchiana, Rhapidiophyllum histrix, Sabal minor, Sabal x texensis, Serenoa repens, Trachycarpus fortunei, Trachycarpus fortunei ‘Charlotte’, Trachycarpus fortunei ‘Queensboro’, Trachycarpus nanus, Trachycarpus takii) en Trachycarpus wagnerianus. Palmen die in de winter wel warmte moeten hebben, zijn onder andere Brahea armata, Butia capitata, Chamaerops humilis, Livistonia chinensis, Sabal mexicana, Cocos weddelliana, Cocos flexuosa en Cocos nucifera. Deze laatste palmensoorten moeten in de winter absoluut worden ingepakt.
Vertrouw er niet op, dat palmen goed winterhard zijn; pak ze dus altijd in. Behalve het inpakken van een palm is het nodig de grond rondom de voet goed te bedekken met een dikke laag blad.
Ziekten en gebreksverschijnselen
Het groeipunt van een palm is is gevoelig voor bacterie- en schimmelaantastingen. Schimmels krijgen een kans als het groeipunt beschadigd raakt. Daarom is beschermen en droog houden van het groeipunt gedurende de winter van buitengewoon belang. Het is aan te raden, uit voorzorg, aan het begin van lente het groeipunt te bespuiten met een middel tegen schimmel, zoals Sulphon of Baycor. Bladen die tijdens de winter afsterven, worden in het voorjaar verwijderd. Al bevriezen alle bladen, dan nog is er geen sprake van verlies van een palm. Zolang het groeipunt niet beschadigd is, kan een palm weer uitlopen en nieuwe bladen maken. Natuurlijk moet er wel naar worden gestreefd om de bladen gezond en wel door de winter te helpen. De bladen van palmen kunnen lichtgeel worden, terwijl de bladaanzet langs de stengel wel groen is. Dit verschijnsel is een gevolg van ijzergebrek. IJzergebrek (chlorose) treedt vooral op als de grond kalkrijk is of een hoge pH (zuurgraad) heeft. Een gift ijzer is dan op zijn plaats. Op gronden die juist lichtzuur tot zuur zijn (lage pH), kan een palm magnesiumgebrek vertonen. Ook in dit geval wordt de bladkleur lichtgroen tot gelig groen. Een bemesting met magnesium is dan nodig.
Vermeerderen
Het vermeerderen van een palm is niet eenvoudig. In de meeste gevallen wordt een palm gezaaid. De moeilijkheid begint al bij het verkrijgen van zaden. Vervolgens kom je erachter, dat er grote verschillen zijn in kiemkracht, zelfs als het zaden betreffen van een en dezelfde palm. De keiharde zaden moeten worden voorgeweekt in water. Of – liever – wikkel ze in vochtige watten en plaats ze op een warme ondergrond. Het water/vocht moet warm blijven. Weken gedurende vierentwintig uur.
Hierna worden de zaden in een luchtig grondmengsel gestoken. Voor een goede kieming is een bodemtemperatuur tussen de twintig en dertig graden nodig. Steek elk van de zaden in een aparte, diepe en grote pot. Zijn de kiemen eenmaal opgekomen, dan moeten de jonge planten drie tot vijf jaar in een kas of warme serre verder groeien. Met een enkele palmsoort is delen mogelijk: Chamaerops en Rhapidophyllum laten zich vrij gemakkelijk delen.