De monnikskap (Aconitum) is een kruidachtige, vasteplantensoort uit de ranonkelfamilie (Ranunculaceae). De monnikskap dankt zijn naam aan de helmvormige bloemen. Ze zijn er in het wit, lila en paars.
Aconitum henryi ‘Spark’ |
---|
De bloemen zitten aan lange aren of smalle trossen, die hoog uitsteken boven de breed uitgroeiende pollen van sterk ingesneden, groen blad. De lange bloemaren doen het goed op de vaas. De bloemen lijken erg op die van Delphinium (ridderspoor). Afhankelijk van de cultivar bloeien ze vanaf begin voorjaar tot laat in het najaar. Ze lokken veel insecten als bijen en vlinders, maar in het bijzonder hommels. Het zijn daarom erg geliefde tuinplanten.
Aconitum doet het goed in bosachtige tuinen. Het is een goede borderplant, die uitstekend te combineren is met andere planten, zoals Achillea, phloxen en Delphinium. De laag blijvende soorten zijn om voor in
Aconitum napellus ‘Album’ |
---|
de border te gebruiken en ook prima geschikt voor de rotstuin. Maar wel opgepast: alle delen van de planten zijn behoorlijk giftig. Vooral de wortels zijn erg giftig. Door aanraking van het blad kunnen sommige huidallergieën verergeren.
Alle Aconitum-soorten verdagen de meeste grondsoorten, maar geven toch de voorkeur aan een koele, vochtige, vruchtbare grond in halfschaduw. Ze verdagen wel zon als de bodem maar vochtig is. Bind de hoge soorten vroeg aan, zodat ze niet omvallen als ze gaan bloeien. Het regelmatig wegknippen van uitgebloeide bloemen bevordert meestal een herbloei in de nazomer.
Aconitum kan in het algemeen goed tegen kou en is daarom goed winterhard. Knip aan het eind van de winter of
Aconitum napellus |
---|
begin voorjaar de groei van het voorbije jaar af, zodat de plant in het voorjaar met frisgroene pollen weer zal verschijnen. Geef ze in het voorjaar een mulchlaag om bodemorganismen op gang te brengen wat de plant ten goede komt, de grond vochtig zal houden en snel verdampen tegengaat.
Kweek
Het planten kan het beste gebeuren in het najaar of vroeg in het voorjaar. Zaaien kan in het voorjaar in potten in de koude bak. Of scheur grote pollen om de drie jaar – in het najaar of aan het einde van de winter – in stukken, zodat de plant sterk en jong blijft. Ook kunnen ze zeer snel en eenvoudig worden vermeerderd door middel van de knolvormige verdikkingen aan de wortel (wortelstek).
Soorten
De bekendste zijn de blauw bloeiende soorten A. napellus, waarvan in de natuur talrijke vormen verwilderd te vinden zijn, zoals op stortplaatsen en braakliggend land. De gele monnikskap (Aconitum vulparia) groeit langs beken, in loofbossen op vochtige, kalkhoudende grond, is inheems in ons land, maar zeer zeldzaam.
Bekende tuinsoorten
Botanische naam | Bloemkleur | Hoogte (cm) | Bloeitijd |
---|---|---|---|
A. carmichaelii | amethistblauw | 90 | augustus – oktober |
A. carmichaelii ‘Arendsii’ | amethistblauw | 125 | september – oktober |
A. carmichaelii �Barker’s Variety’ | amethistblauw | 130 | september – oktober |
A. carmichaelii var wilsonii | lichtblauw | 160 | september – oktober |
A. ferox | diepblauw | 180 | augustus – september |
A. henryi ‘Spark’ | paarsblauw | 150 | juli – augustus |
A. lamarckii | lichtgeel | 125 | juli – augustus |
A. napellus ‘Album’ | wit | 125 | juni – juli |
A. napellus ‘Rubellum’ | witroze | 125 | juni t/m augustus |
A. napellus ‘Newry blue’ | violetblauw | 150 | juni – juli |
A. napiforme | blauwe | 50 | september – oktober |
A. septentionale ‘Ivorine’ | geelwit | 50 | juni – juli |
A. vulparia | botergeel | 40 | juni – juli |
Aconitum ‘Stainless Steel’ | bleekblauw | 120 | juni – juli |