In gezelschap van ondoordringbaar struikgewas (maquis) en op droge hellingen in het Middellandse- Zeegebied komt de spoorbloem in grote aantallen voor. Van de ongeveer tien soorten wordt slechts één soort in siertuinen aangeplant:
Centranthus ruber bloeit met onregelmatige tuilen |
---|
Centranthus ruber.
Hoewel Centranthus familie is van de Valerianaceae, vindt de plant geen toepassing in de geneeskunde. Valeriaan, het andere lid uit de familie, des te meer. In oudere boeken is Centranthus aan te treffen onder Kentranthus of zelfs onder de naam Valeriana. Toendertijd stond Centranthus te boek onder de Nederlandse naam rode valeriaan. Tegenwoordig wordt de plant spoorbloem genoemd.
De spoorbloem bloeit lang, van juni tot ver in augustus. De enige voorwaarde is dat de grond droog en kalkrijk moet zijn om een langdurige bloei te verzekeren. Zoals in de gebieden waar spoorbloem van nature groeit, is een plaats op een schuin vlak, in een stapelmuur waarin planten zijn verwerkt of een rotstuin de ideale plaats voor deze plant. De spoorbloem is een vaste plant, die op de heetste plaatsen in de tuin wil groeien.
Centranthus heeft vlezige bladen… | …en bloeit met kleine stervormige, diep rozerode bloemen |
---|
Centranthus ruber wordt zestig tot negentig centimeter hoog. De plant vormt losse pollen met aan de stengels grijsgroene, vlezige bladen. De bladen zijn gaafrandig of zwak getand, die zittend om de stengel zijn gevleid of met een kort steeltje. De bloemen staan in tuilen en hebben een klein spoor aan de onderzijde. De bloemen van de spoorbloem zijn goed houdbaar op vaas. Om lang plezier te hebben van een spoorbloem is het raadzaam de planten om de drie jaar te scheuren en opnieuw uit te planten.
Van Centranthus ruber is er een witte variëteit: Centranthus ruber ‘Albus’ en een variëteit met lichtend rode bloemen: Centranthus ruber ‘Coccineus’.